Home

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2002, AE0812 AJ6796, WAHV 01-00553

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2002, AE0812 AJ6796, WAHV 01-00553

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

WAHV 01/00553

27 februari 2002

CJIB 31343721

Gerechtshof te Leeuwarden

Beschikking

op het hoger beroep tegen de beschikking

van de kantonrechter te 's-Gravenhage

van 18 juni 2001

betreffende

[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),

gevestigd te [adres].

1. De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 20 september 2000 uitgevaardigde kennisgeving van verhaal ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

3. Beoordeling

3.1. Blijkens de stukken van het geding is de mededeling van de beschikking van het kantongerecht op 22 juni 2001 verzonden. Het beroepschrift is blijkens een daarop geplaatst stempel ter griffie van het kantongerecht ingekomen op 9 juli 2001. Het hoger beroep is derhalve niet ingesteld binnen de in art. 26a, eerste lid, WAHV voorgeschreven termijn van twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van het kantongerecht.

3.2. Beoordeeld dient te worden of de betrokkene ondanks de overschrijding van de beroepstermijn ontvankelijk is in haar beroep. Het hof overweegt daartoe het volgende.

3.3. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van art. 1:4 Awb zijn de art. 6:9 en 6:11 Awb van toepassing uitgesloten. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid van verschoonbaarheid van overschrijding van de in art. 26a, eerste lid, WAHV genoemde termijn. In die omstandigheden moet worden aangenomen, dat de wetgever - anders dan in het niet van toepassing zijnde art. 6:11 Awb - in beginsel niet heeft willen voorzien in de mogelijkheid van verschoonbaarheid van

overschrijding van de in art. 26a, eerste lid, WAHV genoemde termijn. Daarom kan slechts in bijzondere omstandigheden van klemmende aard worden aangenomen, dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift op grond daarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven.

3.4. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat zij in het hoger beroep ontvankelijk is. Daartoe voert zij aan, dat de griffier van het kantongerecht in het begeleidend schrijven van 22 juni 2001 bij de beschikking van de kantonrechter heeft vermeld dat indien de betrokkene tegen die beschikking hoger beroep wenst in te stellen, zij binnen twee weken na de verzenddatum een beroepschrift dient in te zenden naar het in de brief genoemde adres en dat zij een beroepschrift op 5 juli 2001, dat wil zeggen binnen de termijn van twee weken, naar de griffie van het kantongerecht heeft gezonden.

3.5. Blijkens het poststempel op de envelop waarin het beroepschrift is verzonden heeft de PTT de envelop op 6 juli 2001 gestempeld. Derhalve heeft de betrokkene het beroepschrift binnen de termijn van twee weken na de verzending van de beschikking van de kantonrechter ingezonden. Nu de betrokkene heeft gehandeld overeenkomstig de, zij het onjuiste, mededeling van de griffier van het kantongerecht en die haar bovendien binnen de door de griffier van het kantongerecht gestelde termijn heeft bereikt, levert dat een bijzondere omstandigheid op van klemmende aard. De betrokkene is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep.

3.6. De officier van justitie heeft een kennisgeving van verhaal zonder dwangbevel uitgevaardigd, omdat ondanks herhaald aanmanen van de betrokkene nog geen (volledige) betaling is ontvangen, tot een totaalbedrag van f 172,50 (bestaande uit eerste en tweede verhoging à f 122,50 en invorderingskosten à f 50,--).

3.7. De bezwaren van de betrokkene strekken er toe, zakelijk weergegeven, dat zij op 27 maart 2000 ter voldoening van de administratieve sanctie een bedrag van f 140,-- heeft betaald en dat zij nimmer een eerste aanmaning heeft ontvangen.

3.8. Aan de betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd, welke volgens het door het CJIB in de procedure bij de kantonrechter uitgebrachte commentaar op 24 maart 2000 diende te zijn voldaan, hetgeen door de betrokkene niet is bestreden.

3.9. De betrokkene heeft de sanctie op 27 maart 2000 betaald, terwijl het bedrag van de sanctie op 31 maart 2000 door het CJIB is ontvangen. Nu de sanctie niet voor de vervaldatum en derhalve niet tijdig is voldaan, is de sanctie ingevolge art. 23, tweede lid, WAHV van rechtswege met 25% verhoogd. Het CJIB heeft dan ook op 15 april 2000 een eerste aanmaning gezonden naar het adres van de betrokkene, zoals dat in het kentekenregister geregistreerd stond, te weten [adres], en dat ook thans nog het adres van de betrokkene is. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat niet blijkt dat de eerste aanmaning als onbestelbaar is teruggezonden en dat de stukken ook overigens niets behelzen waaruit kan volgen dat die oproeping de betrokkene niet heeft bereikt, moet het ervoor worden gehouden dat de betrokkene de eerste aanmaning heeft ontvangen.

3.10. Aangezien de betrokkene niet op de eerste aanmaning heeft gereageerd, is het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met vijftig procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging. Het CJIB heeft dan ook een tweede aanmaning naar de betrokkene gezonden, die deze blijkens het verzetschrift heeft ontvangen. Nu de betrokkene daarop niet heeft gereageerd en een rekeningnummer van de betrokkene bekend was, heeft de officier van justitie niet ten onrechte een kennisgeving van verhaal uitgevaardigd.

3.11. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de bestreden beschikking bevestigen.

4. De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beschikking van de kantonrechter.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Huisman, Kalsbeek en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.