Home

Gerechtshof Den Haag, 19-04-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:657, BK-21/01138

Gerechtshof Den Haag, 19-04-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:657, BK-21/01138

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
19 april 2022
Datum publicatie
10 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:657
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/01138

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Artikel 225 Gemeentewet. Belanghebbende heeft zijn auto tijdelijk stil gezet op een parkeerplek om een passagier bij diens woning op te halen. Het Hof oordeelt dat alleen sprake is van onmiddellijk in- en uitstappen bij handelingen die een daadwerkelijk in- of uitstappen vormen en die plaatsvinden in de directe nabijheid van de auto. Het gedurende enkele minuten op de parkeerplaats achterlaten van de auto om een passagier op te halen valt niet onder de tijd die nodig is voor en wordt gebruikt tot het onmiddellijk instappen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is onvoldoende onderbouwd.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/01138

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 8 november 2021, nummer SGR 21/1567.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is door de Heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting, gedagtekend 22 november 2020, opgelegd van € 66,45, bestaande uit € 1,95 parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten van de naheffing (de naheffingsaanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Dit bezwaar is door de Heffingsambtenaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van € 49 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is € 134 griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 maart 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

De auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) stond op 13 november 2020 om 10:31 uur geparkeerd in de [adres] te Den Haag. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als plaats waar op die datum en dat tijdstip slechts geparkeerd mag worden met een parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.

2.2.

Tijdens een controle op 13 november 2020 om 10:31 uur is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Specifiek in geschil is of ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag sprake was van het onmiddellijk in- of uitstappen van personen.

4. Op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel d, van de Verordening parkeerbelastingen 2008 van de gemeente Den Haag wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Onder het begrip "onmiddellijk in- of uitstappen" kunnen slechts handelingen worden verstaan die een daadwerkelijk in- en uitstappen uit de auto vormen. Het gedurende enkele minuten op de parkeerplaats achterlaten van de auto kan daaronder niet worden begrepen.'

5. De bewijslast dat sprake is van onmiddellijk in- of uitstappen rust op eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser niet in deze bewijslast geslaagd. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zijn auto heeft verlaten om aan te bellen bij zijn passagier. De passagier is daarop uit haar flatgebouw naar beneden gekomen en vervolgens zijn eiser en zij samen weggereden. Anders dan eiser meent, vallen dergelijke handelingen niet onder het onmiddellijk in- of uitstappen van personen zoals bedoeld onder 4. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij de passagier niet op een andere manier had kunnen ophalen, overweegt de rechtbank dat eiser bijvoorbeeld vanuit de stilstaande auto zijn passagier had kunnen bellen of sms'en om haar te laten weten dat hij beneden klaarstond. Ook is het uiteraard mogelijk de auto voor een korte periode aan te melden.

6. Gelet op het voorgaande is de uitzondering voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van personen hier niet van toepassing en was sprake van kortdurend parkeren. Nu niet in geschil is dat voor het parkeren op die plaats en op die tijd parkeerbelasting verschuldigd is en eiser geen parkeerbelasting heeft voldaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing