Gerechtshof Den Haag, 06-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2356, 200.298.836/01
Gerechtshof Den Haag, 06-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2356, 200.298.836/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 december 2022
- Datum publicatie
- 12 december 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:2356
- Zaaknummer
- 200.298.836/01
Inhoudsindicatie
Loonvordering chauffeur werkzaam op basis van een oproepcontract. Niet bewezen dat werknemer de specificaties heeft getekend. Evenmin bewezen dat werkgever meer heeft betaald dan door werknemer is erkend
Uitspraak
Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.298.836/01
Zaaknummer rechtbank : 8226741/ CV EXPL 19-53595
arrest van 6 december 2022
inzake
[appellant], h.o.d.n. Taxibedrijf [naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.H.G. Katz te Capelle aan den IJssel,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
1 Waar deze zaak over gaat
De werknemer heeft vier maanden voor [appellant] gewerkt als chauffeur op basis van een oproepcontract. Als verweer in een loonvorderingsprocedure legt [appellant] salarisspecificaties over die door de werknemer zouden zijn getekend als bewijs van ontvangst. Zowel de kantonrechter als het hof zijn van oordeel dat niet is bewezen dat de werknemer de specificaties heeft getekend. Ook overigens is [appellant] er niet in geslaagd te bewijzen dat hij meer heeft betaald dan het door de werknemer erkende bedrag.
2 Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 24 februari 2021 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnissen van 24 april 2020 en 23 april 2021 (hierna respectievelijk te noemen het tussenvonnis en het eindvonnis).
Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven aangevoerd, producties in het geding gebracht en een bewijsaanbod gedaan.
Ten slotte is arrest gevraagd, dat (nader) is bepaald op heden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis een aantal feiten als tussen partijen vaststaand vastgesteld. Over die feiten bestaat geen geschil. Het hof gaat daarom van dezelfde feiten uit.
Het gaat in deze zaak om het volgende:
[geïntimeerde] heeft van 15 oktober 2018 tot en met 10 februari 2019 krachtens een arbeidsovereenkomst als chauffeur voor [appellant] gewerkt. Partijen verschillen van mening over het aantal gewerkte arbeidsuren per week.
Op 25 januari 2019 heeft [appellant] een bedrag van € 425,-- overgemaakt op een rekening van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) met als omschrijving “IVM [voornaam appellant]”.