Home

Gerechtshof Den Haag, 01-12-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2383, BK-20/00257 en BK-20/00258

Gerechtshof Den Haag, 01-12-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2383, BK-20/00257 en BK-20/00258

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
21 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2383
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00257 en BK-20/00258

Inhoudsindicatie

Hoewel de overschrijding van de beroepstermijnen tussen partijen geen punt van geschil is en zij beiden concluderen tot ontvankelijkheid van de beroepen stelt het Hof dat de wettelijke voorschriften met betrekking tot de termijn voor het indienen van beroep voorschriften zijn van openbare orde die de rechter ambtshalve dient te toetsen.

Belanghebbendes beroep is onder meer gericht tegen de beschikking tot ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2013. Hoewel belanghebbende eerst in bezwaar had moeten gaan tegen de beschikking alvorens hij beroep kon instellen, acht het Hof het tegen de beschikking gerichte beroep ontvankelijk gelet op de in de wet geboden mogelijkheid tot rechtstreeks beroep (prorogatie), de instemming van partijen en om redenen van proceseconomie.

Belanghebbendes beroep is voor zover dat is gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 niet-ontvankelijk omdat hij geen procesbelang heeft. Voor zover het beroep is gericht tegen de (navorderings)aanslag IB/PVV 2014 geldt dat het beroep te laat is ingediend. Dit brengt mee dat het Hof enkel de klachten tegen de aanslag IB/PVV 2013 inhoudelijk kan beoordelen.

Het inhoudelijke geschil heeft betrekking op door belanghebbende als kosten in aftrek gebrachte, gewerkte uren waarvoor hij niet is betaald. Omdat de gewerkte uren niet daadwerkelijk hebben geleid tot uitgaven zijn de in de aangifte IB/PVV 2013 in aftrek gebrachte kosten terecht gecorrigeerd.

Belanghebbendes stelling dat het door de Inspecteur ingediende verweerschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard en niet bij de beoordeling kan worden betrokken, volgt het Hof niet.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-20/00257 en BK-20/00258

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordigers: […] en […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 december 2019, nummers SGR 19/3016 en SGR 19/3019.

Procesverloop

Jaar 2013 – aanslag IB/PVV

1.1.1.

Met dagtekening 17 augustus 2016 is aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.606 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 381 belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 26 september 2016, ingekomen bij de Belastingdienst op 27 september 2016, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2013 en rentebeschikking.

1.1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2018 het bezwaar van belanghebbende afgewezen.

1.1.4.

Bij beschikking van 16 april 2019 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2013 ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.659 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739.

Jaar 2013 – navorderingsaanslag IB/PVV

1.1.5.

Met dagtekening 2 juni 2018 is aan belanghebbende over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.152 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 209 belastingrente in rekening gebracht.

1.1.6.

Bij digitaal bericht van 6 juli 2018 en bij brief van 12 juli 2018, ingekomen bij de Belastingdienst op 13 juli 2018, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2013.

1.1.7.

Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2019 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.659 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739 waardoor de navorderingsaanslag en de rentebeschikking zijn teruggebracht tot nihil.

Jaar 2014 – aanslag IB/PVV

1.2.1.

Met dagtekening 9 juni 2017 is aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.438. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 340 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 15 juni 2017, ingekomen bij de Belastingdienst op 16 juni 2017, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2014 en rentebeschikking.

1.2.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2018 het bezwaar van belanghebbende afgewezen.

Jaar 2014 – navorderingsaanslag IB/PVV

1.2.4.

Met dagtekening 2 juni 2018 is aan belanghebbende over het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.084. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 346 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.5.

Bij digitaal bericht van 6 juli 2018 en bij brief van 13 juli 2018, ingekomen bij de Belastingdienst op 16 juli 2018, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014.

1.2.6.

Bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2019 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 afgewezen.

1.3.

Bij digitale berichten van 12 mei 2019, ingekomen bij de Rechtbank op dezelfde dag, heeft belanghebbende beroep ingesteld. Ter zake daarvan is éénmaal griffierecht geheven van € 47. De beslissing van de Rechtbank luidt:

"Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2013 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de verminderingsbeschikking IB/PVV 2013 ongegrond;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 ongegrond;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de verminderingsbeschikking op de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 ongegrond;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag Zvw 2013 ongegrond;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag IB/PVV 2014 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 niet-ontvankelijk."

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 131. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is door de griffier van het Hof op 24 februari 2020 verzonden naar partijen. Op 20 mei 2020 heeft het Hof een stuk aangeduid als "verweerschrift" ontvangen van de Inspecteur. Bij e-mailbericht van 10 oktober 2020 heeft belanghebbende een pleitnota ingediend. Op 13 oktober 2020 is voormelde pleitnota eveneens per brief ontvangen door het Hof.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 20 oktober 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar 2013

2.1.1. Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 ingediend naar een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.070 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739. Hierbij heeft belanghebbende onder meer een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 70.877. Dit resultaat is als volgt berekend:

"18 Resultaat uit overige werkzaamheden (arbeid)

Bruto resultaat uit werkzaamheden

0

Totaal kosten bij resultaat uit werkzaamheden

70.877

Netto resultaat uit werkzaamheden

-70.877

(…)

Toelichting kosten bij resultaat uit werkzaamheden door arbeid

Kosten en gemaakte uren

70.877"

2.1.2. Met dagtekening 17 augustus 2016 is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV, met nummer [aanslagnummer] , opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.606 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.739. De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslag onder meer afgeweken van het in de aangifte aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden en heeft een negatief resultaat van € 1.201 in aanmerking genomen.

2.2.1. Bij brief van 26 september 2016, ingekomen bij de Inspecteur op 27 september 2016, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2013.

2.2.2. Met dagtekening 29 september 2017 heeft de Inspecteur een brief betreffende "Voornemen uitspraak op het bezwaarschrift" verzonden aan belanghebbende. De brief vermeldt voor zover van belang:

"Beoordeling van uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

"Beoordeling van uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

"Beoordeling van uw bezwaar

Beoordeling van uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

"In beroep gaan

Bestede uren aan projecten:

"Beoordeling van uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

Beslissing op uw bezwaar

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing