Home

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3624, 22-002911-16

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3624, 22-002911-16

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
30 november 2016
Datum publicatie
6 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:3624
Zaaknummer
22-002911-16

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft een auto voorhanden gehad waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) dagen. Daarnaast veroordeelt het hof de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002911-16

Parketnummer: 10-067493-16

Datum uitspraak: 30 november 2016

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 november 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:

primair:

hij op of omstreeks 28 maart 2016 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, althans in Nederland, een goed te weten een personenauto (Peugeot 206) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

subsidiair:

hij op of omstreeks 28 maart 2016 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, althans in Nederland, een goed, te weten een personenauto (Peugeot 206) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 28 maart 2016 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, althans in Nederland, een goed, te weten een personenauto (Peugeot 206) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de bestuurder van de auto was, noch dat hij op enig moment wist of moest vermoeden dat de auto gestolen was.

Het hof overweegt als volgt. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte de bestuurder van de auto was op 28 maart 2016. Uit de beelden die tijdens de rit zijn gemaakt met de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1], in samenhang met de bevindingen van de politie omtrent die beelden en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], leidt het hof af dat de verdachte op de bestuurdersstoel zat, [medeverdachte 1] op de achterbank en [medeverdachte 2] op de bijrijdersstoel. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] kan voorts worden afgeleid dat de beelden zijn gemaakt tijdens de achtervolging door de politie in het tijdsbestek direct voorafgaande aan de aanhouding van de verdachte. Het hof gaat er dan ook van uit dat de tijdstippen die uit de beelden blijken, niet juist zijn.

De auto waarin de verdachte zat was niet van hem. Hij beschikte over een sleutel. Deze moet hij van iemand in ontvangst hebben genomen die, gelet op het feit dat de auto gestolen was, niet de eigenaar van de auto kan zijn geweest. Van iemand die in de auto van een ander gaat rijden, mag worden verwacht dat hij de herkomst van de auto impliciet of expliciet onderzoekt.

Wanneer de auto gestolen blijkt te zijn, zoals in het onderhavige geval, mag van de bestuurder worden verlangd dat hij een verklaring aflegt over de wijze waarop hij de auto heeft verkregen. De verdachte heeft vragen daarover niet willen beantwoorden.

Nu niet is gebleken dat de verdachte aan de op hem rustende onderzoeksplicht heeft voldaan, moet het, in de gegeven omstandigheden, ervoor worden gehouden dat de verdachte ernstig tekort is geschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht, waardoor de verdachte met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Dat de

verdachte gevlucht is voor de politie past daarbij.

Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

BESLISSING