Home

Gerechtshof Den Haag, 08-05-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:1871 CA2238, 22-005392-09

Gerechtshof Den Haag, 08-05-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:1871 CA2238, 22-005392-09

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 mei 2013
Datum publicatie
6 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2238
Zaaknummer
22-005392-09

Inhoudsindicatie

Het Hof verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005392-09

Parketnummer: 10-994851-07

Datum uitspraak: 8 mei 2013

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

gevestigd te [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 april 2013.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde - rekeninghoudend met de overschrijding van de redelijke termijn - zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 2.500,-.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,-.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 01 november 2006 te Rotterdam, althans in Nederland,

al dan niet opzettelijk,

in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het binnenvaarttankschip "[schip]", in de 5e Petroleumhaven, zijnde een binnenwater, heeft gevuld/heeft doen vullen met een gevaarlijke stof, te weten gaslolie, UN nummer 1202, klasse 3,

zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VBG (Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen) en/of het ADNR (Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn, zijnde de 1e Bijlage van het VBG voornoemd) gestelde regel(s) in acht te nemen,

immers heeft zij, verdachte, als vuller, in het kader van voorschrift 1.4.1 van het ADNR, niet gewaarborgd dat zowel in de omgeving van het voor-, als het achterschip geschikte middelen aanwezig waren om het schip, ook in noodgevallen, te verlaten, aangezien toen daar:

aan de voorzijde van dat schip, de overstap van de vluchttrap (van de wal) naar het schip groter was dan de maximale veilige afstand (van 60 cm)

en/of

aan de achterzijde van dat schip, de vluchttrap 5,6 meter, in elk geval meer dan 5 meter, in de ladingszone was gepositioneerd;

subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot eeen veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 01 november 2006 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,

in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het binnenvaarttankschip "[schip]", in de 5e Petroleumhaven, zijnde een binnenwater, heeft gevuld/heeft doen vullen met een gevaarlijke stof, te weten gaslolie, UN nummer 1202, klasse 3,

zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VBG (Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen) en/of het ADNR (Reglementvoor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn, zijnde de 1e Bijlage van het VBG voornoemd) gestelde regel(s) in acht te nemen,

immers is zij, verdachte, in strijd met voorschrift 7.2.4.10.1 van het ADNR, begonnen met het laden/overslaan van die gasolie in dat binnenvaarttankschip,

terwijl vraag 4 van de Controlelijst, als bedoeld in voorschrift 8.6.3 van het ADNR, luidende: "zijn zowel in de omgeving van het voor- en het achterschip geschikte middelen aanwezig, om het schip ook in noodgevallen, te betreden of te verlaten?" niet met "ja" kon worden beantwoord, aangezien toen daar aan de voorzijde en/of de achterzijde van dat schip, geen geschikt(e) middel(en) aanwezig was/waren om het schip ook in noodgevallen, te betreden of te verlaten,

zonder toestemming van de plaatselijk bevoegde autoriteit (te weten de Inspectie Verkeer en Waterstaat)

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging

Het hof zal gelet op de hierna te nemen beslissing om proces-economische redenen niet nader ingaan op hetgeen door de raadsvrouw is betoogd strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.

Vrijspraak

Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om buiten gerede twijfel vast te stellen dat de aanwezige vluchttrappen zodanig waren gepositioneerd ten opzichte van het schip dat deze niet als geschikt middel om - ook in noodgevallen - het schip te verlaten kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder overweegt het hof daartoe dat de relevante afstanden niet door de verbalisant zijn gemeten op 1 november 2006 en het hof deze afstanden ook niet met voldoende mate van zekerheid anderszins aan de hand van het dossier kan vaststellen. Derhalve is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,

mr. G. Dulek-Schermers en mr. M. Mees, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2013.

Mr. Mees is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.