Home

Gerechtshof Arnhem, 06-10-2009, BJ9587, 200.024.248/01

Gerechtshof Arnhem, 06-10-2009, BJ9587, 200.024.248/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
6 oktober 2009
Datum publicatie
8 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ9587
Zaaknummer
200.024.248/01

Inhoudsindicatie

Nog daargelaten dat de hiervoor bedoelde afstemming ook hier uitgangspunt moet zijn, gaat het hof aan die stelling voorbij nu het in stand te laten deel van het loonbeslag een andere omvang heeft dan het loonbeslag waarover [appellant] klaagt. Daarbij komt nog dat de rechtbank in haar beschikking van 28 mei 2009 zou hebben kunnen beslissen dat [appellant] de door hem verschuldigde bedragen in termijnen zou mogen betalen indien [appellant] daarom zou hebben verzocht en de rechtbank daartoe aanleiding zou hebben gevonden. Nu dit laatste kennelijk niet het geval is, kan de financiële toestand van [appellant] geen reden zijn om om het loonbeslag verder op te heffen dan als hierna te melden.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 oktober 2009

Zaaknummer 200.024.248/01

HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna te noemen: [appellant],

toevoeging,

advocaat: mr. P.L. Hellinga, kantoorhoudende te Zwolle,

tegen

Gemeente Zwolle (Sociale Zaken en Werkgelegenheid),

gevestigd te Zwolle,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna te noemen: de gemeente,

advocaat: mr. W.E.M. Klostermann, kantoorhoudende te Zwolle.

De inhoud van het tussenarrest d.d. 4 augustus 2009 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Ter uitvoering van voormeld tussenarrest heeft [appellant] bij akte een afschrift van de tussen partijen gewezen beschikking van 28 mei 2009 van de rechtbank Zwolle-Lelystad in het geding gebracht.

De gemeente heeft daarop bij akte (met productie) geantwoord.

Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

De verdere beoordeling

De feiten

1. [appellant] heeft geen grieven aangevoerd tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 t/m 2.3) van het bestreden vonnis, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

De grief

2. De grief richt zich vooral tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat - kort gezegd - niet is gebleken dat de beschikking van 13 februari 2007 ter zake van welks executie het gelegde loonbeslag onderwerp van dit geding vormt, op een juridische of feitelijke misslag berust.

3. Het hof stelt vast dat de rechtbank bij haar beschikking van 28 mei 2009, waarvan [appellant] inmiddels een afschrift in het geding heeft gebracht, voormelde beschikking van 13 februari 2007 heeft gewijzigd in die zin dat de daarbij met ingang van 1 augustus 2006 ten laste van [appellant] vastgestelde bijdrage in de kosten die de gemeente heeft in verband met bijstandverlening nader als volgt is bepaald:

met ingang van 1 augustus 2006: € 56,-- per maand;

met ingang van 1 januari 2007: € 165 per maand;

met ingang van 1 januari 2008: € 306,-- per maand;

met ingang van 1 januari 2009: € 171,-- per maand.

4. Weliswaar is de gemeente van de beschikking van 28 mei 2009 in beroep gekomen, doch de rechter die in een geding als het onderhavige moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een beslissing heeft gegeven in de hoofdzaak, dient zijn beslissing in beginsel af te stemmen op de beslissing van de bodemrechter, ongeacht of die beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen. (o.m. Hoge Raad 19 mei 2000, NJ 2001,407)

5. De gemeente heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die rechtvaardigen om te dezen een uitzondering op voormeld beginsel aan te nemen.

6. Het hiervoor overwogene leidt daarom tot de conclusie dat het gelegde loonbeslag dient te worden opgeheven voor zover dit verder strekt dan tot verhaal van de hiervoor onder 3 vermelde bedragen en overigens dient te worden gehandhaafd.

7. In de toelichting op de grief heeft [appellant] nog gesteld dat hij door het leggen van het loonbeslag in een noodtoestand is komen te verkeren en dat hij onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

8. Nog daargelaten dat de hiervoor bedoelde afstemming ook hier uitgangspunt moet zijn, gaat het hof aan die stelling voorbij nu het in stand te laten deel van het loonbeslag een andere omvang heeft dan het loonbeslag waarover [appellant] klaagt. Daarbij komt nog dat de rechtbank in haar beschikking van 28 mei 2009 zou hebben kunnen beslissen dat [appellant] de door hem verschuldigde bedragen in termijnen zou mogen betalen indien [appellant] daarom zou hebben verzocht en de rechtbank daartoe aanleiding zou hebben gevonden. Nu dit laatste kennelijk niet het geval is, kan de financiële toestand van [appellant] geen reden zijn om om het loonbeslag verder op te heffen dan als hierna te melden.

9. De grief slaagt gedeeltelijk.

10. Nu partijen materieel over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren als hierna te melden

De beslissing

Het gerechtshof

vernietigt het bestreden vonnis;

en opnieuw rechtdoende:

wijzigt het door de gemeente gelegde loonbeslag tot verhaal van de ten laste van [appellant] bepaalde bijdrage in de kosten van de gemeente in verband met bijstandverlening, zoals vastgesteld bij beschikking van 13 februari 2007 van de rechtbank Zwolle-Lelystad in die zin dat dit beslag geldt voor de bedragen zoals deze bij beschikking van 28 mei 2009 van die rechtbank nader zijn vastgesteld als hiervoor onder 3 vermeld;

compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Van de Veen, raden,

en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 oktober 2009 in bijzijn van de griffier.