Home

Gerechtshof Arnhem, 14-11-2008, BG4510, 24-000868-08

Gerechtshof Arnhem, 14-11-2008, BG4510, 24-000868-08

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
14 november 2008
Datum publicatie
25 november 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BG4510
Zaaknummer
24-000868-08

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich in een periode van ruim een jaar vergrepen aan twee vrouwen, die zich in de besloten veiligheid en intimiteit van hun eigen woning waanden.

In oktober 2005 heeft hij contact gezocht met [slachtoffer 1], die hij had leren kennen via een dating-site en die hij tot dan toe nog niet had ontmoet. Op zijn voorstel is verdachte naar de woonplaats van [slachtoffer 1] gereisd. [slachtoffer 1] heeft verdachte van het station in haar woonplaats gehaald en samen zijn zij naar haar woning toegegaan. Verdachte was nog maar kort in de woning van [slachtoffer 1], toen hij haar begon te zoenen. Tegen [slachtoffer 1] wil is verdachte verder gegaan en heeft hij haar betast en geslachtsgemeenschap met haar gehad. De situatie die de verdachte heeft doen ontstaan was dermate bedreigend dat [slachtoffer 1] heeft verklaard uit lijfsbehoud te hebben toegegeven aan de lustgevoelens van de verdachte.

Uit de in januari 2007 gedane aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat zij psychisch ernstige schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde feit, voor welke schade klinische behandeling noodzakelijk was.

In december 2006 heeft verdachte in het holst van de nacht aangebeld bij een woning, waar hij een vrouw, [slachtoffer 2], in de kamer zag zitten. Nadat [slachtoffer 2] de deur voor hem had opengedaan, heeft verdachte haar gevraagd of hij een glas water van haar mocht. Daarop duwde verdachte de voordeur verder open, waarbij [slachtoffer 2] kwam te vallen. In de gang van haar woning heeft verdachte vervolgens geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 2] gehad.

Nadat verdachte [slachtoffer 2] had verkracht, heeft hij uit haar woning een tweetal mobiele telefoons weggenomen.

In de toelichting op haar vordering heeft [slachtoffer 2] op het voegingsformulier aangegeven dat hetgeen verdachte haar heeft aangedaan zoveel impact op haar dagelijks leven heeft, dat zij er nog elke dag mee bezig is. Zij is bijna niet meer alleen thuis en doet de deur niet meer open voor personen die zij niet kent. Ook het onderzoek naar een eventuele HIV-besmetting heeft haar angstig gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000868-08

Parketnummer eerste aanleg: 07-630353-06

Parketnummer tul-zaak: 06-460151-05

Arrest van 14 november 2008 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 maart 2008 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1983] te [geboorteplaats],

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

thans verblijvende in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen,

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Dogan, advocaat te Wijk bij Duurstede.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten en hem wegens de onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde misdrijven veroordeeld tot een straf en maatregelen van schadevergoeding, en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en op een vordering tot tenuitvoerlegging, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 september 2008 en 31 oktober 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Omvang van het hoger beroep

De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard dat verdachte geen hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 en 5 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake de onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf zal toewijzen. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00, respectievelijk € 2.574,80, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige, alsmede dat betaling van voornoemde geldbedragen in de vorm van maatregelen van schadevergoeding aan verdachte wordt opgelegd, waarbij de vervangende hechtenis moet worden bepaald op 40, respectievelijk 42 dagen hechtenis.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep en voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat

1.

hij op of omstreeks 18 december 2006 te gemeente Zwolle door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte

* midden in de nacht (tussen ongeveer 02.00 uur en 02.40 uur) bij de woning van die [slachtoffer 2] heeft aangebeld en/of

* (vervolgens) die [slachtoffer 2] om een glas water heeft gevraagd en/of

* (vervolgens) de voordeur van de woning van die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft opengeduwd en/of opengedrukt en/of

* (vervolgens) die deur tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of gedrukt, waardoor die [slachtoffer 2] is gevallen, en/of

* (vervolgens) die woning is binnengestapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen/op het lichaam heeft geduwd en/of gedrukt en/of

* (vervolgens) de panty en/of slip van die [slachtoffer 2] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken, althans die [slachtoffer 2] (gedeeltelijk) heeft ontdaan van haar panty en/of slip en/of

* (vervolgens) die [slachtoffer 2] naar/tegen/op de grond heeft geduwd en/of gedrukt en/of gebracht, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] op haar knieën is gevallen en/of terecht is gekomen

en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

2.

hij op of omstreeks 18 december 2006 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een woning aan de [adres] heeft weggenomen twee, althans één of meer mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3.

hij op of omstreeks 18 oktober 2005 te gemeente Meppel door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte

* die [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal, (tegen haar wil) heeft gezoend, terwijl die [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal, tegen hem, verdachte, heeft gezegd dat zij niet wilde en/of

* die [slachtoffer 1] op een dwingende en/of dreigende wijze meermalen, althans éénmaal, heeft meegedeeld dat zij, aangeefster, dit wel wilde en/of lekker vond en/of dat zij, aangeefster, wel zin had en hem wel wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

* (vervolgens) één van zijn handen op de hals en/of keel van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en/of gezet en/of gebracht en/of (vervolgens) die hand (licht) heeft aangedrukt en/of geduwd en/of

* (vervolgens) die [slachtoffer 1] achterover op de bank heeft geduwd en/of gedrukt en/of

* (vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken en/of

* een fysiek en/of geestelijk overwicht had ten opzichte van die [slachtoffer 1] en/of

(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

6.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot 3 november 2006 te Heino, gemeente Raalte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op of aan de [straat] geparkeerde auto heeft weggenomen een navigatiesysteem, VDO Dayton, en/of een PDA, 02 XDA, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of[betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, braak, verbreking en/of inklimming.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 6 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Overweging ten aanzien van het bewijs voor de onder 1. en 3. tenlastegelegde feiten

De raadsvrouw heeft ter zitting in hoger beroep bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. en 3. tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft zij primair aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters dusdanig inconsistent zijn, dat die verklaringen onvoldoende geloofwaardig, dan wel betrouwbaar kunnen worden geacht om een bewezenverklaring te schragen. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de aangiftes op zichzelf staan en niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel.

Zoals dikwijls in zedenzaken het geval is, wordt de kern van het bewijs tegen verdachte gevormd door de verklaringen van de aangeefsters. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen tussen hem en de aangeefsters met hun instemming hebben plaatsgevonden, dient behoedzaam te worden omgegaan met de belastende verklaring(en) die de aangeefsters hebben afgelegd.

In het navolgende zal het hof ingaan op (de betrouwbaarheid van) het bewijs voor de onder 1, respectievelijk 3, tenlastegelegde feiten.

Feit 1

[slachtoffer 2] heeft op 18 december 2006, de dag volgend op de nacht waarin verdachte geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad, aangifte gedaan van verkrachting. Daarin heeft zij gedetailleerd verklaard wat haar was overkomen. De door de raadsvrouw genoemde inconsistenties in haar verklaring (zoals met betrekking tot het afdoen van haar bril en het moment waarop haar panty door de dader naar beneden werd getrokken), betreffen details, die - voor zover er al sprake zou zijn van inconsistenties - geen afbreuk doen aan de rode draad in haar aangifte, namelijk dat verdachte (een voor haar wildvreemde man) midden in de nacht bij haar heeft aangebeld; heeft gevraagd om een glas water; vervolgens de voordeur tegen haar heeft aangeduwd; de gang van haar woning is binnengegaan en daar tegen haar wil geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. Met betrekking tot die feiten heeft zij immer consistent verklaard. De omstandigheid dat aangeefster - zoals zij zelf ook heeft verklaard - dronken was, doet evenmin af aan de geloofwaardigheid van haar verklaring. Haar dronkenschap die nacht heeft hooguit tot gevolg dat zij zich bepaalde details niet meer precies weet te herinneren, of de loop van de gebeurtenissen niet meer exact kan reconstrueren. Het hof acht de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar.

De getuige [getuige 1], de partner van [slachtoffer 2], heeft niet alleen bij de politie, maar ook onder ede ten overstaan van het hof, verklaard dat hij in de nacht van 17 op 18 december 2006 samen met [slachtoffer 2] bij haar huis was aangekomen en dat hij daarna de hond heeft uitgelaten. Toen hij terugkwam, zat [slachtoffer 2] aangeslagen op de bank. Zij vertelde hem dat zij verkracht was. [slachtoffer 2] maakte op [getuige 1] een verslagen indruk.

De inhoud van de verklaring van deze getuige, die onmiddellijk na het gebeurde contact met aangeefster heeft gehad, versterkt de authenticiteit en betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster voor wat betreft de omstandigheid dat verdachte haar heeft gedwongen tot het hebben van geslachtsgemeenschap.

Ten aanzien van het bewijsminimum moet worden vooropgesteld dat het verbod van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waarop de raadsvrouw kennelijk het oog heeft, alleen betrekking heeft op de tenlastelegging in haar geheel en niet op onderdelen daarvan.

De verklaring van aangeefster wordt in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van verdachte, die inhoudt dat hij in de nacht van 17 op 18 december 2006 geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 2] heeft gehad. Er is derhalve ook voldoende steunbewijs voorhanden.

De aanleiding tot het seksuele contact tussen hem en [slachtoffer 2], zoals verdachte die schetst, is niet alleen onaannemelijk, maar zijn lezing van de gang van zaken is daarnaast feitelijk niet goed mogelijk.

Het is in de eerste plaats moeilijk voor te stellen dat [slachtoffer 2] midden in de nacht, terwijl zij dronken was, en in afwachting van de spoedige terugkeer van haar vriend, oogcontact met een willekeurige en volslagen onbekende voorbijganger zou hebben gemaakt, naar hem zou hebben gezwaaid en hem haar woning binnen zou hebben gelaten om vervolgens in de gang van haar woning seks met hem te hebben. In de tweede plaats heeft onderzoek door de politie uitgewezen dat het niet mogelijk is om 's nachts, staande op de [adres], ter hoogte van de plaats waar verdachte stelt te hebben gestaan, oogcontact te maken met een zich in de verlichte woning bevindende persoon. Voorts is de feitelijke gang van zaken, zoals verdachte daarover ter zitting van het hof heeft verklaard, wat betreft tijdlijn niet, althans moeilijk, in overeenstemming te brengen met met name de verklaring van [getuige 1], voor zover deze inhoudt dat hij maximaal 14 minuten weg is geweest. In die (maximaal) 14 minuten moeten zich immers, afgaande op de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 1] ter zitting van het hof van 31 oktober 2008, de volgende handelingen hebben voltrokken:

* [getuige 1] loopt de [adres] uit;

* Verdachte loopt de [adres] in;

* Verdachte pakt zijn mobiele telefoon om zijn vriend te gaan bellen;

* [slachtoffer 2] maakt oogcontact met verdachte;

* [slachtoffer 2] zwaait naar verdachte;

* Verdachte zwaait terug naar [slachtoffer 2];

* Verdachte loopt naar de voordeur van haar woning;

* Verdachte belt aan;

* [slachtoffer 2] opent de deur voor hem;

* Verdachte en [slachtoffer 2] staan ruim vijf minuten bij de voordeur te praten;

* Verdachte en [slachtoffer 2] hebben seks in de gang, terwijl het verdachte tot twee keer toe niet lukt een erectie te krijgen;

* Nadat zij seks gehad hebben, volgt verdachte [slachtoffer 2] naar de woonkamer;

* [slachtoffer 2] gaat naar de keuken om een glas water voor verdachte te halen;

* Verdachte gaat op de bank zitten;

* Verdachte ziet twee mobiele telefoons liggen en pakt deze;

* Verdachte verlaat de woning;

* Verdachte loopt de [adres] uit;

* [getuige 1] loopt de [adres] in;

* [getuige 1] gaat de woning binnen.

Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte met instemming van [slachtoffer 2] geslachtsgemeenschap heeft gehad.

Feit 3

[slachtoffer 1] is op 20 oktober 2005 naar het bureau van politie in Meppel gegaan. Daar heeft zij gesproken met (een) medewerker(s) van de politie. In dat gesprek heeft zij verklaard dat verdachte op 18 oktober 2005 tegen haar wil geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. Zij was daarbij erg emotioneel, zo heeft de verbalisant opgetekend. [slachtoffer 1] heeft op dat moment in grote lijnen verklaard wat er in de nacht van 18 op 19 oktober 2005 is voorgevallen tussen haar en verdachte. Eerst op 29 januari 2007 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en een gedetailleerde verklaring afgelegd. Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar, mede gelet op de gedetailleerdheid van de op 29 januari 2007 afgelegde verklaring en de emotionele reactie die [slachtoffer 1] volgens de verbalisant op 20 oktober 2005 vertoonde bij het vertellen van wat haar was overkomen. Het enkele tijdsverloop tussen het feit en het moment waarop aangeefster gedetailleerd aangifte heeft gedaan tegen verdachte, doet aan de betrouwbaarheid van die aangifte niet af.

Daar komt nog bij dat de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], respectievelijk de toenmalige vriend van aangeefster en haar pleegmoeder, niet alleen tegenover de politie, maar ook onder ede ten overstaan van het hof hebben verklaard over het moment waarop zij van [slachtoffer 1] hoorden dat zij op 18 oktober 2005 verkracht was. Beiden hebben verklaard dat zij aangeefster kort na 18 oktober 2005 hebben gesproken, dat zij overstuur en in de war was toen zij hen vertelde wat er was gebeurd en dat zij overtuigd waren van het waarheidsgehalte van hetgeen [slachtoffer 1] aan hen vertelde.

Ook met betrekking tot dit feit geldt dat de verklaring van aangeefster in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, die inhoudt dat hij in de nacht van 18 op 19 oktober 2005 geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 1] heeft gehad, en is er derhalve voldoende steunbewijs voorhanden.

Verdachte heeft verklaard dat hij met instemming van [slachtoffer 1] seks met haar gehad heeft. Hij stelt dat hij samen met haar de nacht heeft doorgebracht op haar slaapkamer, dat hij 's ochtends daar gedoucht heeft en dat hij de volgende ochtend samen met [slachtoffer 1] haar woning heeft verlaten. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft verdachte tekeningen gemaakt van de indeling van de bovenverdieping van de woning van [slachtoffer 1], en daarnaast verklaard over de inrichting van onder meer haar slaapkamer en badkamer.

Het hof acht de verklaring van verdachte op dit punt niet aannemelijk. De door hem vervaardigde tekeningen brengen niet zonder meer mee dat het zo is gegaan, als verdachte heeft verklaard. Immers, ook uit de gang van zaken blijkend uit de aangifte van [slachtoffer 1] is het goed mogelijk dat verdachte eerst na afloop, terwijl [slachtoffer 1] zich op het toilet of in de badkamer bevond, naar de bovenverdieping van haar woning is gegaan en een blik heeft geworpen op de slaap- en badkamer.

Op grond van het vorenstaande komt het hof tot een bewezenverklaring van de onder 1. en 3. tenlastegelegde feiten.

Bewezenverklaring

Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat

1.

hij op 18 december 2006 te Zwolle door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte

* midden in de nacht (tussen ongeveer 02.00 uur en 02.40 uur) bij de woning van die [slachtoffer 2] heeft aangebeld en

* vervolgens de voordeur van de woning van die [slachtoffer 2] heeft opengeduwd, waardoor die [slachtoffer 2] is gevallen, en

* vervolgens die woning is binnengestapt en

* vervolgens de panty van die [slachtoffer 2] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken.

2.

hij op 18 december 2006 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een woning aan de [adres] heeft weggenomen twee, mobiele telefoons, toebehorende aan anderen dan aan verdachte;

3.

hij op 18 oktober 2005 te Meppel door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte

* één van zijn handen op de hals van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en vervolgens die hand heeft aangedrukt en

* vervolgens de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken en

* een fysiek en/of geestelijk overwicht had ten opzichte van die [slachtoffer 1].

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:

onder 1 en 3, telkens: verkrachting;

onder 2: diefstal.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich in een periode van ruim een jaar vergrepen aan twee vrouwen, die zich in de besloten veiligheid en intimiteit van hun eigen woning waanden.

In oktober 2005 heeft hij contact gezocht met [slachtoffer 1], die hij had leren kennen via een dating-site en die hij tot dan toe nog niet had ontmoet. Op zijn voorstel is verdachte naar de woonplaats van [slachtoffer 1] gereisd. [slachtoffer 1] heeft verdachte van het station in haar woonplaats gehaald en samen zijn zij naar haar woning toegegaan. Verdachte was nog maar kort in de woning van [slachtoffer 1], toen hij haar begon te zoenen. Tegen [slachtoffer 1] wil is verdachte verder gegaan en heeft hij haar betast en geslachtsgemeenschap met haar gehad. De situatie die de verdachte heeft doen ontstaan was dermate bedreigend dat [slachtoffer 1] heeft verklaard uit lijfsbehoud te hebben toegegeven aan de lustgevoelens van de verdachte.

Uit de in januari 2007 gedane aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat zij psychisch ernstige schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde feit, voor welke schade klinische behandeling noodzakelijk was.

In december 2006 heeft verdachte in het holst van de nacht aangebeld bij een woning, waar hij een vrouw, [slachtoffer 2], in de kamer zag zitten. Nadat [slachtoffer 2] de deur voor hem had opengedaan, heeft verdachte haar gevraagd of hij een glas water van haar mocht. Daarop duwde verdachte de voordeur verder open, waarbij [slachtoffer 2] kwam te vallen. In de gang van haar woning heeft verdachte vervolgens geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 2] gehad.

Nadat verdachte [slachtoffer 2] had verkracht, heeft hij uit haar woning een tweetal mobiele telefoons weggenomen.

In de toelichting op haar vordering heeft [slachtoffer 2] op het voegingsformulier aangegeven dat hetgeen verdachte haar heeft aangedaan zoveel impact op haar dagelijks leven heeft, dat zij er nog elke dag mee bezig is. Zij is bijna niet meer alleen thuis en doet de deur niet meer open voor personen die zij niet kent. Ook het onderzoek naar een eventuele HIV-besmetting heeft haar angstig gemaakt.

Het is het hof opgevallen dat verdachte zijn slachtoffers zorgvuldig lijkt te kiezen. Zo had [slachtoffer 1] hem reeds het een en ander toevertrouwd over haar (kennelijk problematische) verleden, en was zij - in de woorden van verdachte - een beetje zielig. [slachtoffer 2] was, zoals zij zelf ook heeft verklaard, dronken op de avond van

18 december 2006. Beide slachtoffers zullen daardoor - zij het om verschillende redenen - minder in staat zijn geweest zich te verzetten tegen de seksuele opdringerigheid van verdachte.

De door de verdachte gepleegde verkrachtingen vormen een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van de slachtoffers. Met zijn handelen heeft de verdachte louter toegegeven aan gevoelens van lust, zonder zich daarbij te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.

Bovendien heeft de verdachte met de hierboven gepleegde feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht.

Verdachte heeft niet mee willen werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens, uit te voeren door het Pieter Baan Centrum, zodat het hof slechts beperkt zicht heeft gekregen op de persoonlijkheid van verdachte.

Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 oktober 2008 is verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten veroordeeld.

Hoewel het hof het onder 6 tenlastegelegde feit - anders dan de advocaat-generaal - niet bewezen acht, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan door de door de advocaat-generaal gevorderd. Daarbij zijn de aard van de onder 1. en 3. tenlastegelegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, van doorslaggevende betekenis.

De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 2]

Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.

De vordering is door de verdediging niet inhoudelijk weersproken. Deze komt het hof redelijk en billijk voor, behoudens de verhoging van de vordering van een bedrag van

€ 2.574,80 naar een bedrag van € 3.000,00. Laatstgenoemd bedrag is in een ander handschrift dan dat van de benadeelde partij ingevuld, en het is het hof niet duidelijk of de vordering met instemming van de benadeelde partij is verhoogd.

De vordering kan derhalve worden toegewezen in voege als na te melden. De daarover gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Schadevergoedingsmaatregel

Het hof overweegt, dat op grond van het onderzoek ter 's hofs terechtzitting vaststaat, dat door het onder 1. bewezenverklaarde feit aan het slachtoffer [slachtoffer 2] schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het hof stelt die schade vast op een bedrag van € 2.574,80, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit.

Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van voormeld geldbedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.

[slachtoffer 1]

Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.

De vordering is door de verdediging niet inhoudelijk weersproken en komt het hof redelijk en billijk voor. De vordering kan derhalve worden toegewezen in voege als na te melden.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Schadevergoedingsmaatregel

Het hof overweegt, dat op grond van het onderzoek ter 's hofs terechtzitting vaststaat, dat door het onder 3. bewezenverklaarde feit aan het slachtoffer [slachtoffer 1] schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het hof stelt die schade vast op een bedrag van € 2.000,00. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van voormeld geldbedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de rechtbank te Zutphen d.d. 21 juni 2005, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 6 juli 2005. De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.

Nu gebleken is dat verdachte de hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f (oud), 57 (oud), 242 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:

verklaart het verdachte onder 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;

beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;

wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend vijfhonderdvierenzeventig euro en tachtig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend vijfhonderdvierenzeventig euro en tachtig cent, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats];

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeënveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;

wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend euro;

veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend euro, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;

gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 21 juni 2005 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:

gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Vlietstra als griffier, zijnde mr. Wemes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.