Home

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2008, BC9500, 21-002205-07

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2008, BC9500, 21-002205-07

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 april 2008
Datum publicatie
15 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BC9500
Zaaknummer
21-002205-07

Inhoudsindicatie

Anders dan door de raadsman is betoogd, is voor een opzettelijke overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij geen boos opzet vereist, doch is kleurloos opzet voldoende. Vgl. Hoge Raad 24 april 2007, NJ 2007, 544 waarbij rechtspraak uit 1952 werd bevestigd. Verdachte heeft in 2004 en 2005 bewust het aantal varkens en fokzeugen gehouden dat in het opsporingsonderzoek is vastgesteld, waardoor de aan verdachte toekomende varkensrechten zijn overschreden. Het bewust houden van de vastgestelde aantallen varkens en fokzeugen is voldoende voor opzet.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002205-07

Uitspraak d.d.: 15 april 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Arnhem

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem van 25 mei 2007 in de strafzaak tegen

[Verdachte],

gevestigd te [vestigingsplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de vertegenwoordigers van de verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

zij in het jaar 2004 en/of het jaar 2005 te [plaats],

althans in Nederland, al dan niet opzettelijk (telkens) op een bedrijf met

(thans) het bedrijfsregistratie nummer [nummer] gelegen aan of nabij de

[straat] gemiddeld gedurende het jaar 2004 en/of 2005 (respectievelijk) 806

en 1159, in elk geval (telkens) een groter aantal varkens, onderscheidenlijk

fokzeugen, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht,

onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van

het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Met betrekking tot het verweer

1. De raadsman heeft een gemotiveerd beroep gedaan op het ontbreken van opzet bij verdachte.

2. In de kern komt het verweer hierop neer. De maatschap erkent dat zij het verweten aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden. Voorts is vast komen te staan dat daarmee de aan haar toekomende varkensrechten werden overschreden. De maatschap betwist dat haar opzet was gericht op het overschrijden van de haar toekomende rechten. Integendeel, de maatschap dacht over voldoende varkensrechten te beschikken.

3. Dit verweer wordt verworpen. Voor een opzettelijke overtreding van artikel 15, eerste lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij is geen boos opzet vereist, doch is kleurloos opzet voldoende. Vgl. Hoge Raad 24 april 2007, NJ 2007, 544 waarbij rechtspraak uit 1952 werd bevestigd. Verdachte heeft in 2004 en 2005 bewust het aantal varkens en fokzeugen gehouden dat in het opsporingsonderzoek is vastgesteld, waardoor de aan verdachte toekomende varkensrechten met ruim 40 procent respectievelijk bijna 60 procent zijn overschreden (proces-verbaal AH 18). Het bewust houden van de vastgestelde aantallen varkens en fokzeugen is voldoende voor opzet.

4. Ten overvloede geldt het volgende. Bureau heffingen heeft op 30 maart 2000 aan [maat 1] bericht dat zijn bedrijf niet in aanmerking kwam voor een categorie van het Besluit hardheidsgevallen. [Maat 1] heeft op 3 juli 2001 bezwaar gemaakt tegen het niet in aanmerking komen voor een categorie van de hardheidsgevallen als bedoeld in het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij. Bij beslissing van 23 januari 2002 heeft Bureau heffingen hem niet ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het bezwaar niet waren aangevuld. Hiertegen is geen beroep ingesteld. Ten slotte heeft getuige [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij al vele jaren boekhouder is van verdachte en dat door de registraties van Bureau heffingen aan het licht is gekomen dat verdachte te weinig varkensrechten bezat. Onder de vermelde omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte in 2004 en 2005 wist of moet hebben begrepen dat zij over te weinig varkensrechten beschikte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij in het jaar 2004 en het jaar 2005 te [plaats],

opzettelijk op een bedrijf met het bedrijfsregistratie nummer [nummer] gelegen aan of nabij de [straat] gemiddeld gedurende het jaar 2004 en 2005 een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden, dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op het misdrijf:

Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 15, eerste lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Nadat door de registraties van Bureau Heffingen aan het licht was gekomen dat verdachte over te weinig varkensrechten beschikte, heeft zij geen kosten gemaakt om het bedrijf in de gewenste omvang te legaliseren. Volgens opgaaf van verdachte kost het leasen van varkensrechten haar thans 6.000,- euro per jaar.

Gelet op het bovenstaande en het gegeven dat er zowel in 2004 als in 2005 sprake was van een forse overschrijding van het aantal varkens en fokzeugen, is een (gedeeltelijk voorwaardelijke) geldboete van na te melden bedrag passend en geboden.

Bij de strafoplegging zijn tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, ad 2. en 3. op de inleidende dagvaarding.

Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 15 van de Wet herstructurering varkenshouderij.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro).

Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door

mr R.C. van Houten, voorzitter,

mr A.G. Coumans en mr L.E.M. Hendriks, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr M.A. Jansen, griffier,

en op 15 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.