Home

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2007, BC4860, 2007/551

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2007, BC4860, 2007/551

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
4 december 2007
Datum publicatie
22 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:BC4860
Zaaknummer
2007/551

Inhoudsindicatie

Wat er ook zij van de vraag in hoeverre de door Lemonie in dat verband geponeerde feitelijke stellingen kunnen leiden tot de door haar bepleite rechtsgevolgen, moet worden geconstateerd dat [geïntimeerde] daartegenover een gemotiveerde, door producties ondersteunde feitenlezing heeft gegeven die, indien (in bijvoorbeeld de reeds aanhangige procedure tussen [A.]/[...] en [geïntimeerde]) de juistheid daarvan komt vast te staan, kan leiden tot het oordeel dat de bedoelde schenking wel degelijk een geldige titel van eigendomsoverdracht oplevert. Nu een kort geding als het onderhavige zich naar zijn aard niet leent voor nadere bewijslevering, volgt reeds daaruit dat de juistheid van de stellingen van Lemonie voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden. Op diezelfde grond reeds faalt ook het beroep van Lemonie op haar stellingen dat de (hernieuwde) samenleving nimmer is aangevangen en/of dat de auto haar niet is geleverd.

Uitspraak

4 december 2007

eerste civiele kamer

rolnummer 2007/551 KG

G E R E C H T S H O F T E A R N H E M

Arrest

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Lemonie Investment B.V.,

gevestigd te Ede,

appellante,

procureur: mr. F.J. Boom,

tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

procureur: mr. R. Ph. Elzas.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 15 maart 2007 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem tussen appellante (hierna ook te noemen: Lemonie) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 Lemonie heeft bij exploot van 11 april 2007 aangezegd van dat vonnis van 15 maart 2007 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.

2.2 Bij memorie van grieven heeft Lemonie drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, haar vorderingen zoals geformuleerd in haar inleidende dagvaarding alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen arrest en, voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf die termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag van € 131,-- dan wel € 199,-- indien betekening plaatsvindt.

2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Lemonie in de kosten van het hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1 In dit geding vordert Lemonie, kort gezegd, opheffing van een conservatoir beslag dat [geïntimeerde] heeft gelegd op de auto, nader omschreven in het bestreden vonnis onder 2.1. [geïntimeerde] stelt in dat verband dat zij eigenaar is van die auto doordat deze haar – uit hoofde van de in het bestreden vonnis onder 2.3 aangeduide samenlevingsovereenkomst met [A.] – is geschonken, terwijl zij het bezit van de auto door diefstal heeft verloren. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Lemonie afgewezen.

4.2 Het door de voorzieningenrechter in 4.3 voorop gestelde toetsingskader voor een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag op basis van art. 705 Rv heeft Lemonie in hoger beroep – terecht – niet bestreden, zodat ook het hof ervan uitgaat dat het in beginsel op de weg van de partij die opheffing vordert ligt om voldoende aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat de voorzieningenrechter in zo’n geval moet beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd, welke beoordeling niet kan geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.

4.3 De eerste grief van Lemonie keert zich tegen r.o. 4.7 van het bestreden vonnis, waarin de voorzieningenrechter tot de conclusie komt dat de gemotiveerde stellingen en betwistingen over en weer niet kunnen leiden tot het oordeel dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het eigendomsrecht van [geïntimeerde]. In dat verband heeft Lemonie met name de geldigheid van de titel van de eigendomsoverdracht – de in de samenlevingsovereenkomst vastgelegde schenking – bestreden, daartoe onder meer stellend dat de (ver)nietig(baar)heid van die overeenkomst, althans de daarin vervatte schenking, voortvloeit uit de bepalingen van art. 3:34 BW (geestelijke stoornis) 3:40 BW (strijd met de goede zeden), 3:44 BW, 6:228 BW en/of 7:176 BW (diverse wilsgebreken).

4.4 Wat er ook zij van de vraag in hoeverre de door Lemonie in dat verband geponeerde feitelijke stellingen kunnen leiden tot de door haar bepleite rechtsgevolgen, moet worden geconstateerd dat [geïntimeerde] daartegenover een gemotiveerde, door producties ondersteunde feitenlezing heeft gegeven die, indien (in bijvoorbeeld de reeds aanhangige procedure tussen [A.]/[...] en [geïntimeerde]) de juistheid daarvan komt vast te staan, kan leiden tot het oordeel dat de bedoelde schenking wel degelijk een geldige titel van eigendomsoverdracht oplevert. Nu een kort geding als het onderhavige zich naar zijn aard niet leent voor nadere bewijslevering, volgt reeds daaruit dat de juistheid van de stellingen van Lemonie voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden. Op diezelfde grond reeds faalt ook het beroep van Lemonie op haar stellingen dat de (hernieuwde) samenleving nimmer is aangevangen en/of dat de auto haar niet is geleverd.

4.5 Met haar tweede grief bestrijdt Lemonie het oordeel van de voorzieningenrechter in r.o. 4.11 dat haar geen beroep op art. 3:86 lid 3 onder a BW toekomt nu zij geen ‘natuurlijke persoon’ is als bedoeld in die bepaling. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van die bepaling betoogt Lemonie dat haar – althans haar directeur/groot aandeelhouder [B.] – die bescherming wel degelijk toekomt.

4.6 Ook deze grief faalt, reeds omdat ook de stelling dat [B.] de door hem privé te gebruiken auto slechts om fiscale redenen door Lemonie heeft laten aankopen, niets wijzigt aan de hoedanigheid van Lemonie, die immers niet als een ‘natuurlijke persoon, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ kan worden aangemerkt. Noch in de wetsgeschiedenis van art. 3:86 BW, noch in de rechtspraak van de Hoge Raad zijn deugdelijke aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat onder die omschrijving toch ook een ten behoeve van haar directeur/groot aandeelhouder kopende rechtspersoon als Lemonie moet worden begrepen.

4.7 Gegeven deze stand van zaken leidt ook een afweging van de over en weer gestelde belangen niet tot een ander oordeel. In dat verband moet nog worden geconstateerd dat Lemonie de opmerkingen van [geïntimeerde] in eerste aanleg over Lemonies (spoedeisend) belang in het licht van de overeenkomst tussen Lemonie en Autobedrijf J. van den Akker B.V. d.d. 26/28 februari 2007, onvoldoende concreet heeft weersproken. Uit dit een en ander volgt dat ook de derde grief faalt.

Slotsom

4.8 De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Lemonie in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

De beslissing

Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:

bekrachtigt het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 15 maart 2007;

veroordeelt Lemonie in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 894,-- voor salaris van de procureur en op € 300,-- voor griffierecht;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. Smeeïng-van Hees, Van den Brink en Meijer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2007.