Home

Gerechtshof Arnhem, 21-10-1993, AW2620, 93/0721

Gerechtshof Arnhem, 21-10-1993, AW2620, 93/0721

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
21 oktober 1993
Datum publicatie
4 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARN:1993:AW2620
Zaaknummer
93/0721
Relevante informatie
3.15 IB, 3.143 IB

Uitspraak

Het geschil betreft de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 1991.

Mondelinge uitspraak

Het gerechtshof vernietigt de uitspraak en vermindert de aanslag.

Gronden

1. Belanghebbende is als lerares in dienstbetrekking werkzaam bij de Scholengemeenschap X te X. Zij geeft les in klassieke talen en Nederlands.

Haar echtgenoot heefteen volledige dienstbetrekking als rector aan een scholengemeenschap te Y.

1.2. Het echtpaar heeft twee dochters, in 1991 respectievelijk 5 en 6 jaar oud, voor wie gedurende het onderwerpelijke jaar zowel overdag alsook – in voorkomende gevallen – 's avonds in oppas moest worden voorzien. Belanghebbende stelt dat het aftrekbare gedeelte van de contant betaalde kosten van kinderopvang van in totaal f 4.000 na aftrek van een blijkbaar aan de hand van de na te melden resolutie berekende drempel, f 1.500 beliep. Zij beschikt niet over bewijzen ter zake van die betalingen.

1.3. Aan belanghebbende is de voorbereiding van een blijkbaar jaarlijkse reis van leerlingen naar X, toevertrouwd. Met het oog op die reis brengt zij regelmatig bezoeken aan X.

In het onderwerpelijke jaar bezocht zij tentoonstellingen in musea en voorstellingen in theaters en schouwburgen om te bezien of die tentoon- en voorstellingen geschikt zijn om met haar leerlingen te bezoeken en maakte zij met leerlingen van haar school een - door de school aan laatstgenoemden voorgeschreven - studiereis naar Rome.

Belanghebbende heeft ter zake van vorenbedoelde bezoeken geen vergoeding van haar werkgever ontvangen. Zij heeft geen kosten ter zake van de reis naar Rome in aftrek opgevoerd.

2.1. Partijen gaan er terecht vanuit dat in beginsel aftrek van de kosten van kinderopvang kan plaatsvinden met toepassing van de resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 31 oktober 1991, nr. DB 91/1259, BNB1992/19, laatstelijk gewijzigd bij resolutie van 22 januari 1993, nr. DB 93/2,BNB 1993/87, (hierna: de resolutie).

2.2. Nu belanghebbende niet voldoet aan de onder punt 2b. van de resolutie genoemde algemene voorwaarden voor aftrek van kosten van kinderopvang, heeft de inspecteur terecht de onder1.2 bedoelde kosten van kinderopvang van f 1.500 niet in aftrek toegelaten.

3.1. De inspecteur heeft niet betwist dat belanghebbende de door haar in haar aangifte onder de benaming 'litterair/culturele activiteiten' opgevoerde uitgaven ad f 620,86 heeft gedaan ten behoeve van een behoorlijke vervulling van haar dienstbetrekking. Hij stelt evenwel dat de aftrek is uitgesloten op grond van artikel 36, lid 1, aanhef en onderdeel j, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet). Belanghebbendes bezoeken aan musea, theaters en schouwburgen met het doel te beoordelen of tentoon- en voorstellingen geschikt zijn voor een bezoek door haar leerlingen zijn niet aan te merken als de - daarna eventueel plaats hebbende - excursies en studiereizen waarop genoemd artikel het oog heeft. Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot genoemd artikel kan immers niet worden afgeleid dat de wetgever beoogd heeft voorbereidende activiteiten, zoals het organiseren van excursies ten behoeve van derden, te begrijpen onder de excursies en studiereizen en evenmin dat hij beoogde de kosten ter zake van die voorbereidende activiteiten van aftrek uit te sluiten.

De inspecteur betwist niet de omvang van de doorbelanghebbende opgevoerde kosten van die bezoeken van in totaal (f 273,44 + f207,50 + f 139,92 =) f 620,86. Dit bedrag dient derhalve alsnog als aftrekbare kosten in aanmerking te worden genomen.

3.2. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat deelname aan een lezingencyclus van het Nederlands Klassiek Verbond is aan te merken als een voorbereidende activiteit voor een excursie of studiereis in vorenbedoelde zin. De inspecteur heeft terecht de daaraan verbonden kosten van f 25,56 niet in aftrek toegelaten.

3.3.1. De kosten van het volgen van een cursus Italiaans ad f 527,68 moeten worden beschouwd als uitgaven ter verbetering van de persoonlijke uitrusting van belanghebbende ook buiten verband met haar dienstbetrekking en zijn derhalve reeds daarom niet als aftrekbare kosten aan te merken.

3.3.2.Volledigheidshalve merkt het hof op dat belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk maakt dat die uitgaven gedaan in verband met een reis naar Rome, zijn gedaan in rechtstreeks verband met de verwerving, inning of behoud van haar inkomsten uit de onder 1.1 bedoelde dienstbetrekking.

3.3.3. Belanghebbende heeft voorts niet gesteld noch is van elders gebleken dat de cursus werd gevolgd - ten behoeve van een nader te volgen - studie voor een opleiding voor een beroep. Er is derhalve geen aanleiding de onderwerpelijke uitgaven als studiekosten in de zin van artikel 46, lid 1, aanhef en onderdeel c, en lid 8, van de Wet aan te merken.

4. Het onder 3.1 overwogene brengt mee dat het beroep van belanghebbende gedeeltelijk gegrond is. Haar belastbaar inkomen moet nader worden gesteld op (f 49.556 - f 621 = ) f 48.935.