Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:795, 200.305.435/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:795, 200.305.435/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 januari 2023
Datum publicatie
6 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:795
Zaaknummer
200.305.435/01

Inhoudsindicatie

Het hof belast de vader alleen met het gezag over zijn zoon omdat de geestelijke gezondheid van de zoon lijdt onder het gezamenlijk gezag van de ouders.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.305.435/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 524288)

beschikking van 26 januari 2023

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. P. Bosma te Almere

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder.

1 1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 16 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 januari 2022.

2.2

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 15 december 2022 is na te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen. [de minderjarige1] heeft, buiten aanwezigheid van partijen, met een raadsheer van het hof gesproken.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 15 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

-

de vader, bijgestaan door zijn advocaat,

-

de moeder.

De raad heeft bij brief van 6 december 2022 laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

3. De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

-

[de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en

-

[de minderjarige2] , geboren [in] 2010.

3.2

Bij ouderschapsplan (bijlage bij het echtscheidingsconvenant), door partijen ondertekend op 20 januari 2014, zijn partijen voor zover hier van belang het volgende overeengekomen:

“Artikel 1 - Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag

Artikel 1.1.

De ouders achten het in het belang van hun minderjarige kinderen dat zij na de beëindiging van hun huwelijk gezamenlijk het ouderlijk gezag over hen blijven uitoefenen. Zij vinden het ook belangrijk dat het contact tussen de kinderen en de ouders zo min mogelijk door de scheiding wordt beïnvloed. De ouders zullen dan ook bevorderen dat het de kinderen zo goed mogelijk contact hebben met ieder van de ouders.

Artikel 2 – Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort

Artikel 2.1

De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder en zuilen op haar adres in het bevolkingsregister van de gemeente staan ingeschreven. (…)

Artikel 3 – Verzorging en opvoeding

(…)

Co-ouderschapregeling

Partijen wensen een co-ouderschapregeling te hanteren waarbij de kinderen conform onderstaande verdeling bij de vader en moeder verblijven:

Op maandag, dinsdag en woensdag verblijven de kinderen bij de moeder. Vervolgens verblijven de kinderen op donderdag en vrijdag bij vader.

Voorts verblijven de kinderen in de oneven weekenden bij de moeder. In de even weekenden

verblijven de kinderen bij de vader.”

3.3

Bij beschikking van 6 februari 2014 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.

3.4

Het huwelijk van partijen is [in] 2014 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3.5

In de beschikking van de rechtbank van 28 augustus 2020 is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] vastgesteld.

3.6

Bij overeenkomst, door de moeder ondertekend op 12 juni 2021 en door de vader ondertekend op 16 juni 2021, hebben de ouders, voor zover hier van belang het ouderschapsplan als volgt gewijzigd:

“Artikel 1- Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag

Artikel 1.1

De ouders achten het in het belang van hun minderjarige kinderen dat zij na de scheiding

gezamenlijk het ouderlijk gezag over hen blijven uitoefenen. Zij vinden

het ook belangrijk dat het contact tussen de kinderen en de ouders zo min mogelijk door de

scheiding wordt beïnvloed. De ouders zullen dan ook bevorderen dat de kinderen zo goed

mogelijk contact hebben met ieder van de ouders.

Artikel 2 — Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort

Artikel 2.1

De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij vader. (…)

Artikel 3 - Verzorging en opvoeding

Artikel 3.1 Zorg/contactregeling

Ten behoeve van [de minderjarige1] wordt geen regeling afgesproken.”

3.7

De vader heeft in eerste aanleg - onder meer - verzocht alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige1] .

3.8

De moeder heeft in eerste aanleg tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van die rechtbank van 6 februari 2014 en het daarvan uitmakende ouderschapsplan van 20 januari 2014 en de beschikking van die rechtbank van 28 augustus 2020 gewijzigd en:

-

bepaald dat de moeder aan de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moet betalen van € 65,50 per kind per maand met ingang van 1 maart 2021, vanaf datum bestreden beschikking telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

-

als zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige2] vastgesteld dat [de minderjarige2] bij de moeder verblijft een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur in de oneven weken, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat tijdens deze weekenden de zus van de moeder niet in de woning van de moeder aanwezig is; en

-

de verzoeken voor het overige afgewezen.

4.2

De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof deze beschikking te vernietigen, voor zover de verzoeken voor het overige zijn afgewezen, en, opnieuw beschikkende, de vader alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige1] en de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.

4.3

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd.

5. De motivering van de beslissing

5.1

Het hof stelt voorop dat in de onderhavige procedure uitsluitend het verzoek van de vader om alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige1] ter beoordeling aan het hof voor ligt.

5.2

Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

5.3

Het hof zal de vader alleen belasten met het gezag over [de minderjarige1] en legt dat hierna uit. [de minderjarige1] is een jongen van bijna vijftien jaar. Het is de uitdrukkelijke wens van [de minderjarige1] dat de vader alleen wordt belast met het gezag over hem. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige1] moet deze mening in de beoordeling worden meegewogen. Daarbij komt dat uit de stukken en wat op de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat - zoals de vader in zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd - de geestelijke gezondheid van [de minderjarige1] lijdt onder het gezamenlijk gezag van de ouders en dat ook zijn schoolcijfers zijn verslechterd. [de minderjarige1] gaat hiervoor naar een psycholoog en krijgt een forse hoeveelheid medicatie. De moeder geeft bovendien - met het oog op de weerstand van [de minderjarige1] tegen elke betrokkenheid van de moeder - feitelijk geen uitvoering aan het ouderlijk gezag. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de vader alleen wordt belast met het gezag over [de minderjarige1] .

5.4

Het hof overweegt nog dat uit de verklaringen van zowel de ouders als [de minderjarige1] blijkt dat het gezamenlijk gezag aan contactherstel tussen de moeder en [de minderjarige1] in de weg staat. Het hof spreekt de hoop uit dat contact tussen [de minderjarige1] en de moeder (op termijn) weer mogelijk wordt nu de vader alleen wordt belast met het gezag over [de minderjarige1] . De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard te vrezen uit het leven van [de minderjarige1] te verdwijnen als de vader alleen wordt belast met het gezag over hem. Het hof kan zich die zorg voorstellen.

Het hof ziet in dit kader aanleiding te benadrukken dat op de vader - ook als hij alleen is belast met het gezag over [de minderjarige1] - de verplichting rust om het contact tussen de moeder en [de minderjarige1] te stimuleren en te bevorderen. De vader doet er in dat verband verstandig aan zich van negatieve uitlatingen over de moeder (in ieder geval in het bijzijn van de kinderen) te onthouden, zodat [de minderjarige1] zich een eigen (positief) beeld van de moeder kan vormen. De vader heeft in dit kader tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zijn deur altijd open staat voor de moeder om een kop koffie te komen drinken.

6 De slotsom

7 De beslissing