Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6299, 20/00769
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6299, 20/00769
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 juni 2021
- Datum publicatie
- 9 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6299
- Zaaknummer
- 20/00769
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 20/00769
uitspraakdatum: 29 juni 2021
Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 juli 2020, nummer Awb 19/2147, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 12A te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 499.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verlaagd tot € 453.000 en de bestreden aanslag dienovereenkomstig verlaagd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 juli 2020. ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 11 mei 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn dochter [A] en [B] , alsmede [C] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in 2019 eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 12A te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak betreft een geschakelde woning, bouwjaar 1935, met een inhoud van 481 m³ en een kaveloppervlakte van 9.596 m². Bij de onroerende zaak hoort een garage van 98 m², een stal van 56 m² en een berging/schuur van 1.800 m².
De onroerende zaak werd, tezamen met de geschakelde woningen [a-straat] 10 en 10A, welke in gebruik zijn bij derden, te koop aangeboden voor € 645.000. In februari 2021 zijn deze onroerende zaken als geheel verkocht voor € 630.000.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de waarde tot op € 229.900 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden aanslag.
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben ter zitting van het Hof desgevraagd eenparig verklaard dat de objectafbakening van de onroerende zaak en de overige twee – hiervoor onder 2.2 – bedoelde woningen tussen hen niet in geschil is.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.