Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8985, 200.247.806

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8985, 200.247.806

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
12 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8985
Zaaknummer
200.247.806

Inhoudsindicatie

Effectenlease. Waiver zaak. Geen vordering overeenkomst IV. Vordering overeenkomsten I – III vanwege advisering door Spaar Select en wetenschap advisering bij Dexia. Geen vordering vanwege onjuiste afrekenkoersen en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.247.806

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen: 3291915)

arrest van 3 november 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard.

1 De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 24 april 2015, 24 juli 2015, 3 maart 2017 en 28 juli 2017, die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, heeft gewezen.

2 De procedure in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 24 oktober 2017,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties,

- de memorie van antwoord in incidenteel appel,

- het proces-verbaal van het pleidooi van 8 juli 2020, met de daarin vermelde stukken,

- de brief van 1 oktober 2020 van mr. Maliepaard met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

2.2.

Na afloop van het pleidooi heeft het hof op één dossier arrest bepaald.

2.3.

Voor zover noodzakelijk voor de beslissing zal het hof ingaan op de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

3 De vaststaande feiten

3.1.

Tussen Dexia (rechtsopvolgster van onder meer Bank Labouchere N.V.) en [geïntimeerde] zijn de onderstaande vier effectenleaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) tot stand gekomen. Onderaan de overeenkomsten I t/m III staat onder de handtekening van de lessee vermeld: “ATP 00980-Spaar Select B.V.”. Handgeschreven staat daar nog onder: “ATP 298 sinds 1-04-2001” of “ ATP 00298 sinds 1-04-2001”.

Nr.

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Totale leasesom (omgerekend naar euro’s)

I

[00000]

26-03-2001

Overwaarde Effect

zonder Herbelegging

Vooruitbetaling

180 mnd

€ 36.610,20

II

[00001]

03-04-2001

Overwaarde Effect

zonder Herbelegging

Vooruitbetaling

180 mnd

€ 8.260,20

III

[00002]

03-04-2001

Overwaarde Effect

met Herbelegging

Vooruitbetaling

180 mnd

€ 36.756,-

IV

[00003]

23-07-2001

Korting - Koers

Lease-service

120 mnd

€ 15.311,82

3.2.

In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomsten in totaal € 26.870,80 (waarvan € 21.766,80 voor de overeenkomsten I – III) aan leasetermijnen en de totale restschuld van € 9.218,74 (waarvan € 7.440,91 voor de overeenkomsten I – III) aan Dexia heeft betaald. Daarnaast blijkt uit het financiële overzicht dat [geïntimeerde] ten aanzien van de overeenkomsten II en III in totaal € 2.011,31 aan dividenden heeft ontvangen en een fiscaal voordeel van € 529,62 heeft genoten.

3.3.

Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de onderstaande resultaten.

Nr.

Contractnr.

Datum

Resultaat

I

[00000]

20-12-2004

- € 3.324,58

II

[00001]

20-12-2004

- € 897,57

III

[00002]

20-12-2004

- € 3.218,76

IV

[00003]

24-12-2004

- € 1.777,83

3.4.

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade.1 [geïntimeerde] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan deze regeling gebonden te willen zijn.

3.5.

Bij brief van 2 november 2007 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] de nietigheid van de overeenkomsten inroept wegens het ontbreken van een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet, althans dat de overeenkomsten worden vernietigd, althans worden ontbonden, op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en/of dwaling en is Dexia gesommeerd binnen twee weken alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen, alsmede BKR te Tiel op de hoogte te stellen van de nietigheid van de overeenkomsten.

3.6.

In zijn arresten van 28 maart 2008 en 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en de beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige.2 Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”.3 In zijn arrest van 29 april 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.4

3.7.

Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia aan [geïntimeerde] medegedeeld te zullen overgaan tot betaling aan hem van een schadevergoeding van € 7.532,18. Dat bedrag is berekend aan de hand van het hofmodel, waarbij Dexia ervan is uitgegaan dat het aangaan van de overeenkomst voor [geïntimeerde] destijds geen onaanvaardbaar zware financiële last vormde, zodat geen (gedeeltelijke) vergoeding aan [geïntimeerde] van de door hem destijds betaalde inleg heeft plaatsgevonden. Deze betaling heeft op 18 januari 2012 plaatsgevonden.

3.8.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia medegedeeld zich de rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

3.9.

De gemachtigde van Dexia heeft bij brief van 28 maart 2014 [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon hij de bij de laatste brief gevoegde “waiver” ondertekenen en retourneren. [geïntimeerde] heeft niet binnen de genoemde termijn gereageerd.

3.10.

Bij brief van 2 juni 2014 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia medegedeeld dat hij zijn brieven van 7 april 2014 en 8 mei 2014 als herhaald en ingelast beschouwd. In die brieven is onder meer aan Dexia medegedeeld dat [geïntimeerde] recht heeft op volledige schadeloosstelling en zich alle rechten en weren voorbehoudt.

4 Het geschil en de beslissing bij de rechtbank

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom

7 De beslissing