Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2782, 19/00845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2782, 19/00845

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 maart 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2782
Formele relaties
Zaaknummer
19/00845

Inhoudsindicatie

OB. Vrijstelling gezondheidskundige verzorging van de mens. Instrumentele behandeling van patiënten met diabetes mellitus gegeven door een medisch pedicure. Verschil met behandeling door een podotherapeut?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00845

uitspraakdatum: 31 maart 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 mei 2019, nummer AWB 17/6556, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft het tegen deze voldoening gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de op aangifte verschuldigde omzetbelasting verminderd tot € 1.570. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en hem gelast het griffierecht te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is ondernemer en onder meer werkzaam als medisch pedicure. Belanghebbende heeft na de opleiding tot chiropodist/pedicure de voortgezette opleiding voetverzorging en de ondernemersopleiding schoendetailhandel gevolgd. In 2008 heeft zij via de erkenning van verworven competenties (EVC) de kwalificatie medisch pedicure behaald. Daarnaast heeft belanghebbende diverse bijscholingscursussen en trainingen gevolgd.

2.2.

Belanghebbende is aangesloten bij brancheorganisatie [A] . Dit is de landelijke brancheorganisatie voor pedicures. [A] bevordert de kwaliteit van de voetverzorging en van de beroepen pedicure en medisch pedicure in Nederland.

2.3.

Bij [A] zijn pedicures (mbo-niveau 3) en medisch pedicures (mbo-niveau 4) aangesloten. De mbo-diploma’s pedicure en medisch pedicure zijn vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Pedicures met een diploma op mbo-niveau 4 kunnen doorstromen naar het hbo. De opleiding tot podotherapeut is een opleiding op hbo-niveau.

2.4.

Belanghebbende is ingeschreven in het kwaliteitsregister voor pedicures (hierna: KRP). Dit register wordt beheerd door Stichting [B] . Om in aanmerking te komen voor toelating tot het register dient men te beschikken over een erkend en geldig diploma medisch pedicure, of een erkend en geldig bewijsstuk van succesvolle afronding van het examenonderdeel “risicovoet” van het diploma medisch pedicure. Deze bewijsstukken geven voor maximaal drie jaar toelating tot het KRP. Om geregistreerd te blijven moeten kennis en vaardigheden op peil worden gehouden.

2.5.

Vanaf 2010 is voor patiënten met diabetes mellitus een Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera (hierna: de Zorgmodule) beschikbaar. De Zorgmodule heeft tot doel het aantal voetulcera en -amputaties bij de hiervoor genoemde groep patiënten te verminderen. De Zorgmodule is ontwikkeld door de [C] (hierna: [C] ) en [A] . De Zorgmodule is primair geschreven om patiënten met diabetes mellitus zinnige en zuinige zorg te garanderen. De Zorgmodule schept een kader voor de zorgverleners met betrekking tot taken en verantwoordelijkheden binnen de te verlenen zorg. De hoofdbehandelaar is de huisarts of de medisch specialist. De zorg wordt in de praktijk uitgevoerd door de diabetesverpleegkundige, de podotherapeut, de medisch pedicure en de pedicure met certificaat ‘voetverzorging bij diabetes’. Bij de verzorging wordt gewerkt aan de hand van de Simm’s-classificatie (de schaal die de aard en de ernst van de klachten aangeeft) en de daarmee verbonden zorgprofielen (1 tot en met 4 voor de eerstelijnszorg). Een onderdeel van de Zorgmodule is de instrumentele behandeling. In de Zorgmodule (versie 2014) wordt de instrumentele behandeling als volgt beschreven:

“Instrumentele behandeling

Afhankelijk van de resultaten van het voetonderzoek kan de instrumentele behandeling door (diabetes)podotherapeut [1], medisch pedicure [2], of pedicure met certificaat ‘voetverzorging bij diabetes’ [3] bestaan uit:

 Behandeling van de huid en huidaandoeningen zoals callus / hyperkeratose, rhagaden (waarbij geen sprake is van een wond) en clavi / keratomen [1,2,3].

 Behandeling van de nagels en pathologische nagels zoals mycose nagels [1,2,3], hypertrofische nagels [1,2,3], ingroeiende nagels [1,2], ingegroeide nagels [1] en nazorg bij wigexcisie of andere medische behandelingen van de nagel [1,2].

 Toepassen van specialistische technieken zodat aanwezige overmatige druk op de voet verdeeld wordt en overmatige druk van nagels verminderd wordt en nageldefecten worden gerepareerd [1 en 2].”

2.6.

[A] heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) verzocht van medisch pedicure een beschermde beroepstitel te maken en onder de reikwijdte van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) te laten vallen. Het ministerie van VWS heeft dat verzoek in een brief van 12 januari 2016 afgewezen. Daarin is onder meer geschreven dat het beroep medisch pedicure onvoldoende onderscheidend is van de podotherapeut, omdat het laatste jaar van de niveau 4-opleiding tot medisch pedicure een bijna 100% overlap vertoont met onderdelen van het curriculum van de podotherapeut.

2.7.

In een brief van 8 november 2016 aan [A] heeft het ministerie van VWS daarover het volgende geschreven:

“Deze passage staat in relatie tot andere gronden waarop de aanvraag is afgewezen en kan hier dan ook niet los van worden gezien. VWS gaf aan dat het curriculum van de opleiding tot medisch pedicure onvoldoende betrekking heeft op de individuele gezondheidszorg. De opleiding kent namelijk slechts enkele modulen die gericht zijn op risicovoeten. De modulen die gericht zijn op risicovoeten vertonen 100% overlap met, en ik citeer uit de eerder genoemde afwijzingsbrief, onderdelen van het curriculum van de podotherapeut.

Hiermee stelt VWS niet dat er sprake is van 100% overlap tussen de opleiding medisch pedicure en de opleiding tot podotherapeut. Het heeft slechts betrekking op enkele vakken die de medisch pedicure krijgt in het laatste jaar van de opleiding als het gaat om risicovoeten. Deze vakken worden ook gegeven in het basisdeel van de opleiding tot podotherapeut. Op dit basisdeel wordt in het vervolg van de opleiding tot podotherapeut voortgeborduurd zodat uiteindelijk aan hogere beroepskwalificatie-eisen kan worden voldaan. De opleiding tot podotherapeut omvat dus veel meer dan de opleiding tot medisch pedicure en is daarom dus niet gelijk aan het opleidingsniveau van de medisch pedicure.”

2.8.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden die zij als medisch pedicure verricht, ten minste van hetzelfde niveau zijn als de werkzaamheden die een podotherapeut verricht.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de instrumentele behandeling van patiënten met diabetes mellitus binnen de Zorgmodule die belanghebbende geeft, is vrijgesteld van omzetbelasting op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).

3.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat de onder 3.1. bedoelde behandeling als gezondheidskundige verzorging van de mens moet worden aangemerkt. Uitsluitend is in geschil of deze behandeling van gelijkwaardige kwaliteit is als die van een podotherapeut (i.e. een beroepsbeoefenaar als omschreven in de Wet BIG), en of het neutraliteitsbeginsel zich tegen de eis verzet dat sprake moet zijn van een opleiding op hbo-niveau.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing