Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3195, 200.245.802

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3195, 200.245.802

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 februari 2019
Datum publicatie
10 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3195
Zaaknummer
200.245.802

Inhoudsindicatie

Verzet ex artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) gegrond verklaard.

Principaal hoger beroep is beperkt tot deel van totale vordering waarover voorzieningenrechter had te beslissen.

In dit geval dient voor berekening griffierecht te worden aangeknoopt bij deel van vordering dat in hoger beroep inzet van geding is.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.245.802

beschikking van 28 februari 2019 op het verzet ex artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Payned Payrolling B.V.,

gevestigd te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,

2. de vennootschap onder firma

[opposant] ,

gevestigd te [plaatsnaam] ,

opposanten,

hierna: Payned c.s.,

advocaat: mr. C.E. Stratenus,

tegen:

de griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,

te Arnhem,

geopposeerde,

hierna: de griffier.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Tussen Payned c.s. als eiseressen en [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) als gedaagde is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op 17 juli 2018 een vonnis in kort geding gewezen.

1.2

Bij appeldagvaarding van 3 augustus 2018 is [gedaagde] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis in kort geding. Deze zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.244.078.

1.3

De griffier heeft het door Payned c.s. te betalen griffierecht op 14 augustus 2018 vastgesteld op € 5.270,-. Payned c.s. hebben het griffierecht voldaan.

1.4

Bij verzetschrift, ingekomen op 7 september 2018, zijn Payned c.s. in verzet gekomen tegen de vaststelling van het griffierecht. De griffier heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen op 19 oktober 2018.

1.5

Op 17 december 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij namens Payned c.s. mr. T.H. Geukes Foppen, kantoorgenoot van mr. Stratenus, en mr. A.M. Beenders zijn verschenen. Verder is [griffier] , griffier te Arnhem bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, verschenen. Ter zitting heeft mr. Beenders spreekaantekeningen overgelegd.

1.6

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald.

2 De motivering van de beslissing

2.1

Payned c.s. hebben in eerste aanleg onder meer gevorderd een voorschot op verbeurde boetes ten bedrage van € 100.000,- en een bedrag van € 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten. In het daarna tussen Payned c.s. en [gedaagde] gewezen vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter in het dictum onder meer het volgende bepaald:

“ De voorzieningenrechter(…)

5.2

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Payned c.q. [opposant] te betalen aan voorschot op verbeurde boetes een bedrag van € 10.000,00;

5.3

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Payned c.q. [opposant] te betalen een bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; (…)”.

2.2

[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis waarin hij onder meer is veroordeeld tot betaling van € 10.000,- voor verbeurde boetes en heeft in het petitum van zijn dagvaarding in hoger beroep het volgende gevorderd:

“ TENEINDE:

alsdan op nader aan te voeren gronden en middelen te horen eis doen en concluderen,

dat het uw Gerechtshof behage, het vonnis in kort geding d.d. 17 juli 2018 (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog geïntimeerden niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans hen deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, alsmede geïntimeerden te veroordelen tot terugbetaling van de reeds op basis van het vonnis waarvan beroep door appellant voldane toegewezen bedrag, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties.”.

2.3

De griffier heeft het door Payned c.s. te betalen griffierecht vastgesteld op € 5.270,-. Daarbij is de griffier uitgegaan van een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-. Payned c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat het griffierecht moet worden vastgesteld op € 726,-, aangezien slechts sprake is van een vordering met een beloop van niet meer dan € 12.500,-.

2.4

Het hof oordeelt als volgt. De hoogte van het griffierecht wordt ingevolge artikel 10 lid 1 Wgbz bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding (dan wel het verzoek in het verzoekschrift of het beroepschrift). In een bij dagvaarding aanhangig gemaakt hoger beroep moet (evenals in een bij dagvaarding aanhangig gemaakte cassatiezaak) bij de berekening van het griffierecht in beginsel worden aangeknoopt bij (het bedrag van) de vordering waarover de rechter tegen wiens uitspraak het hoger beroep zich richt, had te beslissen. Dat is anders indien in hoger beroep niet langer de gehele vordering inzet van het geding is, maar het hoger beroep zich beperkt tot een deel van de vordering. In dat geval dient voor de berekening van het griffierecht te worden aangeknoopt bij dat deel van de vordering. In dit kader verwijst het hof naar het onder de Wet tarieven in burgerlijke zaken gewezen arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5387, welk arrest ook onder de Wgbz als uitgangspunt dient te worden gehanteerd, en het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1014. Het hof betrekt bij zijn oordeel eveneens dat de griffier op betrekkelijk eenvoudige wijze de hoogte van het griffierecht dient te (kunnen) bepalen zonder daarvoor de stukken inhoudelijk te behoeven bestuderen.

2.5

Het hof volgt Payned c.s. in hun standpunt dat bij de berekening van het griffierecht dient te worden uitgegaan van een vordering met een beloop van niet meer dan € 12.500,- en niet – zoals de griffier heeft betoogd – van een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-. Van de door Payned c.s. bij de voorzieningenrechter van [gedaagde] gevorderde bedragen van € 100.000,- en € 1.500,- zijn door de voorzieningenrechter slechts bedragen van € 10.000,- en € 875,- toegewezen en [gedaagde] vordert in het door hem ingestelde principale hoger beroep onder meer vernietiging van voornoemd vonnis in kort geding en terugbetaling van het door hem reeds op basis van dat vonnis voldane bedrag. Het principaal hoger beroep is dus beperkt tot een deel van de totale vordering (van [gedaagde] ) waarover de voorzieningenrechter had te beslissen, te weten tot de toegewezen bedragen van € 10.000,- en € 875,-. Naar het oordeel van het hof is het in het onderhavige geval voor de griffier, door lezing van het petitum van de appeldagvaarding en het dictum van het vonnis in kort geding, eenvoudig vast te stellen dat het beloop van de vordering van [gedaagde] in hoger beroep niet meer dan € 12.500,- bedraagt.

2.6

Het hof zal het verzet gegrond verklaren en de beslissing van de griffier van 14 augustus 2018 vernietigen. Het door Payned c.s. verschuldigde griffierecht zal worden vastgesteld op € 726,-.

3 De beslissing

Het hof, beschikkende:

verklaart het verzet gegrond;

vernietigt de beslissing van de griffier van 14 augustus 2018;

stelt het door Payned c.s. verschuldigde griffierecht vast op € 726,-.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, R.A. Dozy en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2019.