Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:20, 17/00734

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:20, 17/00734

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
18 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:20
Zaaknummer
17/00734

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00734

uitspraakdatum: 8 januari 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2017, nummer UTR 16/3438, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 46 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2014 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2015 vastgesteld op € 318.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2015 (OZB) vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de beschikking verminderd tot € 290.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Rechtbank een proceskostenvergoeding toegekend van € 862 en de heffingsambtenaar gelast het griffierecht te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De woning is een in 1910 gebouwde vrijstaande woning met een dakkapel en een garage. De woning heeft een inhoud van 535 m³.

2.2.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben de woning in maart 2014 gekocht van de (schoon)moeder voor € 150.000.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft tijdens de beroepsfase het standpunt ingenomen dat de vastgestelde waarde van de woning dient te worden verminderd tot € 290.000. De Rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de woning per waardepeildatum.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing