Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5373, 21-003104-16

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5373, 21-003104-16

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 juni 2018
Datum publicatie
15 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:5373
Formele relaties
Zaaknummer
21-003104-16

Inhoudsindicatie

Mega-onderzoek Mount Nepal. Medewerkers van SNSPF hebben onderling betalingsafspraken gemaakt, waarbij een deel van de uurvergoeding van SNSPF werd doorbetaald aan andere SNSPF-medewerkers. Daarbij werden valse facturen opgemaakt. Verdachte was hierbij als rechtspersoon betrokken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003104-16

Uitspraak d.d.: 6 juni 2018

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2016 met parketnummer 16-994022-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] .

1 Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2 Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 november 2017 (regiezitting), 11 april 2018 (inhoudelijke behandeling, requisitoir, deel pleidooi), 18 april 2018, (deel pleidooi, repliek, dupliek en het laatste woord van verdachte), 23 mei 2018 (sluiting van het onderzoek) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 30.000,-.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,

mr. A.E. van der Wal, naar voren is gebracht. Hetgeen in de zaak tegen medeverdachte [betrokkene 2] en de aan hem gelieerde vennootschappen door de raadsman mr. J.W. Soeteman ter verdediging in het pleidooi naar voren is gebracht, geldt met instemming van het hof, ook als ingelast in deze zaak.

3 Voorvraag

3.1

De geldigheid van de dagvaarding

De verdediging heeft aangevoerd dat ten aanzien van het witwassen aan de hand van de tenlastelegging noch het dossier of requisitoir voldoende duidelijk is welke witwashandelingen [betrokkene 2] in privé zou hebben gepleegd. Uit de wijze van ten laste leggen zijn, aldus de raadsvrouw, 128 mogelijke manieren van witwassen te destilleren. Het verwijt is onvoldoende concreet, zodat de verdediging zich onvoldoende kan verweren. De dagvaarding is wat betreft deze feiten onvoldoende duidelijk en moet daarom (partieel) nietig verklaard worden.

3.2

Oordeel hof

Volgens artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.

Bij de uitleg van deze bepaling moet voortdurend in het oog worden gehouden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, verder niet innerlijk tegenstrijdig en overigens voldoende feitelijk. Een dagvaarding behoeft zich niet uit te laten over de voor de strafbaarheid irrelevant zijnde aard en omvang van nadere bijzonderheden waarvan de vermelding niet op straffe van nietigheid wordt verlangd.

Uit de jurisprudentie volgt dat bij de beoordeling van een nietigheidsverweer ten aanzien van de dagvaarding een aantal factoren dient te worden meegewogen. Eén van die factoren is de vraag of er bij verdachte bij kennisneming van het strafdossier redelijkerwijs twijfel kan bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten. Een andere factor die moet worden meegewogen is dat in de bewoordingen van de tenlastelegging besloten kan liggen wat het voorwerp van het strafrechtelijk onderzoek vormt. Ook de inhoud van de door de verdediging overgelegde pleitnota mag in de beoordeling van het nietigheids-verweer worden meegenomen, evenals de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.

Gezien de onderhavige tenlastelegging, waarbij de aan verdachte verweten gedraging is omschreven, in samenhang met de inhoud van het complete dossier, moet de verdachte in staat worden geacht de tekst van de tenlastelegging te kunnen begrijpen. In de kern komt het erop neer dat volgens het openbaar ministerie de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn verkregen door misdrijven en (vervolgens) zijn witgewassen. Het feit dat in de tenlastelegging de in artikel 420bis Sr genoemde varianten van witwassen zijn opgenomen met een aantal verschillende – duidelijk omschreven – bedragen op grond waarvan de verdediging komt tot 128 varianten van witwassen, naar het oordeel van het hof niet leidt tot nietigheid van de tenlastelegging

Voorts is mede gelet op de inhoud van het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat het voor de verdachte en de verdediging niet duidelijk was tegen welke verdenking de verdachte zich moest verdedigen.

De tenlastelegging behelst naar het oordeel van het hof een voldoende duidelijke opgave van de feiten nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is. Het hof is gezien het bovenstaande van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en verwerpt daarom het nietigheidsverweer van de raadsvrouw.

Het hof verwerpt het verweer en verklaart de dagvaarding -ook ter zake van het (gewoonte)witwassen- geldig.

4 Het vonnis waarvan beroep

5 De tenlastelegging

6 Overweging met betrekking tot het bewijs

7 Bewezenverklaring

8 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

9 Strafbaarheid van de verdachte

10 Oplegging van straf en/of maatregel

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

1 1 (niveau 2):