Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6892, 200.209.613/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6892, 200.209.613/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 augustus 2017
Datum publicatie
10 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:6892
Zaaknummer
200.209.613/01

Inhoudsindicatie

Kort geding. Burengeschil. Onrechtmatige uitlatingen tegen potentiele kopers van het aangrenzende erf. Hoofdelijke aansprakelijkheid van de echtgenoot die zich niet van het grensoverschrijdende gedrag van zijn echtgenote heeft gedistantieerd. Uitlatingen op internet van deze partijen oordeelt het hof niet onrechtmatig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.209.613/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/427343 / KLZA 16-401)

arrest in kort geding van 8 augustus 2017

in de zaak van

1 [appellant] ,

wonende te [A] ,

hierna: [appellant],

2. [appellante] ,

wonende te [A] ,

hierna: [appellante],

appellanten in het principaal hoger beroep,

geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,

advocaat: mr. G.C. Kruijswijk, kantoorhoudend te Bergen NH, die ook heeft gepleit,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [B] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J.B.M. Swart, kantoorhoudend te Almere, die ook heeft gepleit.

Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 18 januari 2017 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

1 Het geding in hoger beroep

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 februari 2017,

- de memorie van grieven (met producties),

- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep (met producties),

- de akte houdende verzet tegen vermeerdering van eis in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/aanvulling van eis in principaal appel,

- de rolbeschikking van 2 mei 2017,

- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities, waaraan zijn gehecht de stukken die bij bericht van 30 juni 2017 namens [appellanten] c.s. zijn ingebracht.

1.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald op basis van de beschikbare stukken.

1.3

[appellanten] c.s. vorderen in het principaal appel kort gezegd afwijzing alsnog van de vordering van [geïntimeerde] .

1.4

[geïntimeerde] vordert in het incidenteel appel na eisvermeerdering kort gezegd (ad i) toewijzing alsnog van de in eerste aanleg afgewezen vordering als omschreven in rechtsoverweging 3.1. onder b, (ad ii) met bepaling van de dwangsom die is gekoppeld aan de toegewezen vordering in rechtsoverweging 3.1. onder a van het vonnis op € 100.000,- per overtreding, met een maximum van € 1.000.000,-. Bovendien vordert hij (ad iii) [appellanten] c.s. te gelasten de website www. [a-straat] .nl. en alle andere internetpagina's die betrekking hebben op (het perceel van) [geïntimeerde] en/of het perceel van [geïntimeerde] waarover zij de beschikking hebben van het internet te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel alle verwijzingen daarnaar te verwijderen en (ad iv) [appellanten] c.s. te gelasten op Facebook een rectificatie te plaatsen, alsmede (ad v) [appellanten] c.s. te gelasten een bord op hun gevel te verwijderen - e.e.a. op straffe van verbeurte van een dwangsom.

2 De vaststaande feiten

2.1

Met inachtneming van hetgeen in grief I van [appellanten] c.s. is aangevoerd, gaat het hof in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.15 van het bestreden vonnis. Daarmee, en met wat verder in hoger beroep is gebleken, staat het volgende vast.

Geschil over bouwplannen van [geïntimeerde]

2.2

[geïntimeerde] is eigenaar van een perceel bouwgrond staande en gelegen te [A] (gemeente Wijdemeren) aan de [a-straat] . [appellanten] c.s. is eigenaar van het perceel aan de [a-straat] te [A] . Deze percelen grenzen aan elkaar.

2.3

Op het perceel van [appellanten] c.s. staat een woonhuis waarin zij wonen. Op het perceel van [geïntimeerde] ligt de fundering voor een woonhuis.

2.4

Sinds 2008 staat het perceel met woonhuis van [appellanten] c.s. te koop.

2.5

[geïntimeerde] heeft een vergunning voor de bouw van een woonhuis op zijn perceel aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren (hierna: het college). Deze bouwvergunning is in twee fasen aan [geïntimeerde] afgegeven, te weten op 22 januari 2008 (fase 1) en 25 juni 2008 (fase 2) (hierna ook te noemen: de primaire besluiten).

2.6

[appellant] heeft vervolgens verschillende bezwaar- en beroepsprocedures gevoerd met als doel het vernietigen van de bouwvergunning.

2.7

Op 8 mei 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld (ECLI:NL:RVS:2013:BZ9747) dat de bouwvergunning van [geïntimeerde] in stand moet blijven.

2.8

Door [appellant] is aan het college verzocht om intrekking van deze bouwvergunning. Dit verzoek is bij besluit van 20 september 2016 afgewezen. [appellant] heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 15 november 2016 heeft het college bij besluit op dit bezwaar besloten om de termijn waarbinnen het uitvoeren van de vergunde werkzaamheden op het perceel van [geïntimeerde] moet zijn voltooid vast te stellen op drie jaar na de dag van de verzending van het besluit.

2.9

[appellant] , de gemeente en [geïntimeerde] zijn verwikkeld in een planschadeprocedure.

Woordenwisselingen tussen [appellante] en gegadigden voor de koop van het perceel van [geïntimeerde]

2.10

[geïntimeerde] heeft vanwege persoonlijke omstandigheden besloten de bouw van de woning niet te realiseren en zijn perceel aan de [a-straat] (met bouwvergunning) te verkopen. Hij heeft daartoe makelaar [C] ingeschakeld.

2.11

Op 22 of 24 april 2016 heeft makelaar [C] het perceel van [geïntimeerde] bezocht, samen met de heer [D] , een potentiële koper. Bij brief van 11 juni 2016 heeft [C] aan [geïntimeerde] het volgende over die bezichtiging geschreven:

'U heeft mij verzocht de gebeurtenissen ten tijde van de bezichtiging van de bouwlocatie aan de [a-straat] op 24 april jl. met de heer [D] globaal te schetsen.

Tijdens de rondgang aldaar zag ik voortdurend een dame in de woning schuin achter het bouwperceel voor de ramen verschijnen. Op zeker moment komt zij naar buiten en begint naar de heer [D] en mij allerlei verwensingen te schreeuwen. Ik kan het niet woordelijk terughalen, maar het was in de trant van: "Denk je hier te kunnen gaan wonen? Nou, vergeet het maar, je hebt geen leven hier. Er komt daar nooit een huis. Echt niet. En zo Ja: Ik zal zorgen datje knettergek wordt". E.e.a. werd gelardeerd met krachttermen en vloekwoorden. Ik heb van u begrepen dat bij een tweede bezoek van de heer en mevrouw [D] , waarbij u aanwezig was, een soortgelijke tirade heeft plaatsgevonden.

Op basis hiervan heeft familie [D] zich teruggetrokken als kopende partij.'

2.12

In een brief van 20 februari 2017 heeft de makelaar verder het volgende verklaard over de 'verwensingen, krachttermen en vloekwoorden' ten tijde van deze eerste bezichtiging.

"Het betrof meerdere malen het woord, of een afgeleide er van, dat een ongeneeslijke ziekte aanduid. Voorts werd de heer [D] , de beoogde koper, aangesproken met "en jij kale". Tegen mij zei ze dat ik echt niet moest denken het huis te kunnen verkopen. Voor zover zij nog mijn aandacht had ben ik verder buiten schot gebleven. Het was van een gehalte dat zijn weerga niet kent en grensde aan het ongelooflijke."

2.13

Het tweede verzoek waaraan de makelaar refereert, vond plaats op 6 juni 2016. Op die dag hebben de heer en mevrouw [D] het perceel van [geïntimeerde] in diens aanwezigheid bezocht. Tussen [geïntimeerde] en de heer en mevrouw [D] enerzijds en [appellanten] c.s. anderzijds heeft bij dat bezoek een woordenwisseling plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] op 9 juni 2016 tegen [appellante] aangifte van belediging gedaan. Blijkens het proces-verbaal van aangifte heeft [geïntimeerde] onder meer als volgt verklaard.

"Om 20:16 uur kreeg ik een sms bericht op mijn telefoon van de heer [D] uit [E] Hermelijnstraat dat hij aanwezig was op de bouwplaats. [D] zou een potentiele koper kunnen zijn voor mijn kavel. Wij waren al in een vergevorderd stadium met de koop qua onderhandelingen. Ik heb toen de heer [D] begroet. Ik zag dat zijn vrouw was meegekomen. (..)

Toen aan de grens met [appellant] (de achterburen) gingen meten zag ik [appellante] aan haar kant van de sloot staan. Ik zag dat ze onze kant op keek en ik hoorde haar schreeuwen: "Hey weet jij wel dat [geïntimeerde] al twee keer failliet is geweest en dat zijn vrouw kanker heeft gekregen van de grond en dat zij dood is". De afstand tussen ons was toen ongeveer 3 meter. Ik zag dat de man van [appellante] op een tuinmuurtje zat.

(...)

Ik zag dat [appellante] onze kant op keek. Ik hoorde dat zij riep; "Ik zou maar even Googlen op de naam [appellant] . [appellant] , dan kun je nalezen dat we [geïntimeerde] al tien jaar dwars zitten".

(...) Ik hoorde dat mevrouw [D] naar [appellante] riep: "We wilden graag overleggen met u wat u er van vinden zou als wij hier een kleiner huis zouden neerzetten". Ik zag dat [appellante] onze kant op keek en ik hoorde haar schreeuwen: "Ik heb jou niks gevraagd domme blonde slet. Jullie moeten gewoon optieffen hier er wordt hier helemaal niks gebouwd! Geen kleiner huis geen schuurtje helemaal niks daar zorg ik wel voor". Ik hoorde dat de heer [D] reageerde met de volgende woorden: "U mag zich wel wat vriendelijker gedragen' Ik zag dat [appellante] onze kant op keek en ik hoorde haar schreeuwen: "Je moet je bek houden, ga eerst maar eens op internet zoeken met wie je te maken hebt. Ik ben je ergste nachtmerrie en ik maak je leven hier tot een hel. [geïntimeerde] is een vuile oplichter en een fraudeur.

(...)

Ik zag dat [appellante] onze kant op keek. Ik hoorde haar schreeuwen: "Jij kale bent nog dommer dan [geïntimeerde] als je deze grond koopt. Stomme kale klootzak, jij hebt helemaal geen hersencellen in je kop. Och ja misschien 1 anders zou je waar je staat de heleboel onder schijten dombol".

(...)

Ik zag dat [appellante] de heer [D] weer aankeek en schreeuwde: "Ik hoop dat je een goede baan hebt want als je hier wilt gaan bouwen dan moetje heel wat geld apart leggen voor de rechtszaken. (...)

We hebben het tot nu toch nog legaal gedaan maar tegen jou zullen we ook illegaal de strijd aan gaan.

(...)

[geïntimeerde] zijn wijf is al kapot en er zal nog een dooie vallen en daarna nog 1. Ik heb het er voor over om een paar jaar in de gevangenis te zitten. Ik ben de grootste aso die je maar kent daar wil jij niet naast wonen"

(...)

Toen [appellante] klaar was met schreeuwen vroeg de heer [D] aan [appellant] : 'Mijnheer, wat vind u hier nou van?". Ik hoorde dat [appellant] antwoordde: "Ik ben het helemaal met haar eens'."

2.14

[appellante] heeft hierover onder meer schriftelijk verklaard:

"(…) Mevrouw [D] groette mij. Ik vroeg of ze het tegen mij had en dat bevestigde zij. Ik vroeg haar mij met rust te laten, waarop [geïntimeerde] antwoordde dat ik wat vriendelijker moest zijn omdat [D] een kleiner huis wil bouwen. Dat irriteerde me. Dus ik antwoordde dat als zij een kleiner huis zouden willen, dat wij bezwaar zullen indienen. [geïntimeerde] was verontwaardigd en zei dat ik niet zo moeilijk moest doen, want het is in ons eigen belang dat er een kleiner huis gebouwd zou worden. Ik antwoordde dat ik dat zelf wel bepaal wat mijn belangen zijn. Het irriteerde me nog meer. [geïntimeerde] zei dat ik me er maar beter bij neer kon leggen, want een huis zal er toch gebouwd gaan worden. Ik antwoordde zoiets van dat het moeilijk zal zijn om je kavel te verkopen als de hele omgeving bezwaren zal indienen. (…) Ik raakte geïrriteerd, omdat ze niet konden en wilden accepteren dat wij bezwaren zullen indienen in geval van een nieuwe vergunningsaanvraag. Dat is namelijk ons goed recht.

Zolang wij bezwaren kunnen indienen tegen nieuwe bouwvergunningsaanvragen, zullen we dat doen. Zolang als mensenlevens duren. Ik heb gezegd dat wij zo'n lange adem hebben, dat er mensen geboren worden en ook weer dood gaan. Dus dat ik zou hebben gedreigd dat ik mensen zou dood maken, is onzin, wat [geïntimeerde] in zijn aangifte zo ongeveer heeft

beweerd.

Mevrouw [D] vroeg mij wat ik daarbij zou winnen en dat het ziekelijk is om zo te strijden. Ze vond dat ik ziek was in mijn hoofd en dat er dan allemaal verliezers zouden zijn. Toen sloeg mijn irritatie over in woede. Ik heb haar gezegd dat wij sowieso niks meer te verliezen hebben. Dus we gaan door met bezwaren indienen. Ik heb haar gezegd dat ik het haar wel zou gunnen dat ze dit stuk grond van [geïntimeerde] zou kopen. Dit stuk grond waar naar mijn mening een vloek op rust. Ik heb haar uitgelegd dat dit stuk grond [geïntimeerde] ongeluk heeft gebracht. Hij is twee keer failliet gegaan en is zijn vrouw ook verloren.

(…)

Ik werd steeds bozer, waarop [D] zijn vrouw naar de auto stuurde. Dat vond ik

een zeer goed plan en dat zei ik ook.

(…)

Ik heb hem gezegd dat als je nou echt zoveel geld hebt, je op andere mooiere plekken het huis zou kunnen bouwen wat je zelf zou willen. Plus dat je wellicht vriendelijkere buren zou treffen, want dat zijn wij niet.

(…)

[D] geloofde niet dat wij geen vriendelijke mensen zijn en ik antwoordde dat hij dat dan maar zelf moest ondervinden. Wij kunnen niet meer vriendelijk zijn na een verzoek om maar even over onze historie met de grond moeten stappen. En ik vond in ieder geval dat zij recht hadden om te weten hoe wij tegenover een nieuwe bouwvergunningsaanvraag staan en hoe wij in de hele situatie ons voelen. Toen richtte [D] zich naar mijn man en sprak zijn hoop uit dat mijn man het anders zou zien. Maar mijn man antwoordde dat hij

geheel achter mijn verhaal stond en dat er geen ruimte is voor een onderhandeling voor een nieuwe bouwvergunning behalve de koop van ons huis.

Toen was ik wel klaar met de hele discussie die uiteindelijk tot een ruzie was uitgelopen."

2.15

Op 12 juni 2016 heeft een andere potentiële koper, de familie [F] , het perceel bezocht.

Bij e-mail van 13 juni 2016 heeft mevrouw [F] daarover aan [geïntimeerde] geschreven, voor zover van belang:

"Of wij de bouwtekeningen wel hebben ingezien, omdat er alleen een huis gebouwd mag worden van piepschuim

als wij daar een ander huis willen bouwen als op papier staat, moet er weer opnieuw een vergunning worden aangevraagd welke zij dan gaan aanvechten, wat zeker weer 10 jaar kan duren. Zij vertelde dat zij absoluut GEEN aardige buurvrouw wordt, wij kunnen alvast Natascha Froger gaan inschakelen, van ruzie met de buren. waarom wij het huis ernaast niet kopen, veel mooier plekje en al helemaal klaar.

Als wij toch besluiten om hier een huis te bouwen, dan heb je zeker ruzie met alle buren".

2.16

Nadien is van de zijde van de familie [F] verklaard:

"Mede door de bedreigende uitlatingen van de fam. [appellanten] zijn wij niet verder gegaan met het eerder genoemde project en hebben elders een huis gekocht."

2.17

[appellante] heeft over deze ontmoeting het volgende verklaard.

"Ik was bezig met plantjes te planten in de tuin samen met mijn man en dochter. Ze

praatten hard met elkaar. Dit keer heb ik wel deze mensen benaderd. Ik vroeg hen of ze geïnteresseerd waren in dat stuk grond met huis van piepschuim. Ze waren verbaasd en zeiden dat het helemaal geen huis van piepschuim was. Ik was op mijn beurt weer verbaasd en vroeg hen of ze wel goed naar de bouwtekeningen hadden gekeken. Ze zeiden dat ze dat wel gedaan hebben. Maar het interesseerde hen niet, want ze wilden toch een ander huis bouwen. En dat mogen ze gewoon.

Ze waren vijandig, wat ik raar vond, want zo reageer je niet naar je toekomstige buren. Ik antwoordde dat ze dan een nieuwe bouwvergunningsaanvraag moeten indienen. En ook dat was voor hen nieuw, want dat ontkenden ze. Er ontstond een discussie waarbij wij zagen dat ze het gesprek vermoedelijk aan het opnemen waren. Ik had nog steeds last van de irritaties van de week daarvoor (het eerste bezoek van [D] , hof) en sloot de discussie af met de opmerking dat ze dan maar beter het programma 'Bonje met de Buren' kunnen inschakelen, want op zo'n voet kunnen we niet verder als toekomstige buren. Als zij nu al zo vijandig zijn, wat voor ruzie zouden we krijgen als ze erachter komen dat wij bezwaren zullen indienen tegen elke nieuwe bouwvergunningsaanvraag?"

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4 De beoordeling van de grieven en de vordering

5 De slotsom