Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2144, 200.161.329/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2144, 200.161.329/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 maart 2017
Datum publicatie
15 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2144
Zaaknummer
200.161.329/01

Inhoudsindicatie

Schadevergoeding voor ondeugdelijk tegelwerk, matiging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.161.329/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 571720 CV EXPL 13-250)

arrest van 14 maart 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. N. Hollander, kantoorhoudend te Groningen,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. B.L. Boonzajer Flaes, kantoorhoudend te Amsterdam.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 29 november 2016 hier over.

1.2

Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 20 januari 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.

1.3

Daarna heeft het hof op verzoek van partijen wederom arrest bepaald op basis van de tot het tussenarrest van genoemde datum overgelegde stukken, aangevuld met het proces-verbaal van meergenoemde comparitie van partijen.

2 De verdere beoordeling van de grieven en de vordering

2.1

In meergenoemd tussenarrest heeft het hof in rov. 5.10 beslist - na verwerping van de door [appellant] aangevoerde grieven - dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van de tekortkoming van [appellant] in de nakoming van de met [geïntimeerde] gesloten overeenkomst heeft geleden. In verband met de omvang van de schade die [geïntimeerde] stelt te hebben geleden als gevolg van die tekortkoming heeft het hof in rov. 5.19 beslist tot een comparitie van partijen om nadere inlichtingen in te winnen ten aanzien van de diverse door deskundigen opgenomen schadecomponenten. Daarbij heeft het hof overwogen dat hij met partijen erover van gedachten wenst te wisselen of en in hoeverre bij de omvang van de schade rekening moet worden gehouden met het door [appellant] gestelde karakter van zijn werkzaamheden, een vriendendienst. Het hof overweegt met betrekking tot de omvang van de schade nader het volgende.

2.2

[geïntimeerde] baseert haar vordering op het deskundigenbericht dat in eerste aanleg is uitgebracht, waarbij de deskundigen de schade van [geïntimeerde] hebben begroot op een bedrag van € 14.273,76. Het hof verwijst in dat verband naar de schadeberekening in punt 8 van het rapport dat door de deskundigen is opgemaakt, weergegeven in rov. 5.15 van het tussenarrest. [appellant] heeft tegen een aantal van de in die schadeberekening opgenomen componenten bezwaren. Het hof zal bij de beoordeling de door de deskundigen gemaakte onderverdeling in de categorieën - ‘arbeid’, ‘materiaal’ en ‘overig (overgenomen uit rapport)’ - volgen.

a. arbeid

[appellant] bestrijdt niet het aantal uren dat gemoeid is met het verwijderen van de bestaande vloer en het egaliseren van de ondervloer – in totaal begroot op 48 uren – en evenmin het begrote uurtarief van € 38,- per uur exclusief BTW. Wel heeft [appellant] ten aanzien van het aantal uren dat gemoeid is met het opnieuw aanbrengen van een nieuwe vloer gesteld dat hij zelf ongeveer 19 uren heeft besteed aan het leggen van de vloer, waarbij hij ook nog het nodige heeft moeten verplaatsen. Om die reden acht hij het begrote aantal van 56 uren voor het leggen van een nieuwe vloer buitensporig. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] de stelling van [appellant] omtrent de uren die door [appellant] zijn besteed aan het leggen van de vloer niet gemotiveerd heeft betwist, zodat het hof uitgaat van de juistheid van die stelling. Het hof gaat er daarom vanuit dat voor het verwijderen van de huidige vloer, het egaliseren van de ondervloer en het aanbrengen van een nieuwe vloer 67 uren nodig zijn. Tegen een uurtarief van € 38,- per uur komt dat neer op een bedrag van € 2.546,- exclusief BTW. Daar komt bij een bedrag voor het “aanbrengen van kitwerk langs wanden, kozijnen, plinten en dilataties” en “aanbrengen houten plinten” , door de deskundigen begroot op 16 uren tegen genoemd uurtarief van € 38,- exclusief BTW, zijnde € 608,- exclusief BTW. Het hof volgt [appellant] daarbij niet in zijn bezwaar dat het plaatsen van plinten en het afkitten daarvan niet tot zijn opdracht behoorde. Dat is door [geïntimeerde] erkend, doch zij heeft terecht gesteld dat het vervangen daarvan een gevolg is van de tekortkoming van [appellant] en in zoverre aan die tekortkoming kan worden toegerekend.

Het hof houdt bij het bepalen van de omvang van de schade daarnaast rekening met de door de deskundigen opgenomen post algemene kosten en winst en risico (€ 600,- exclusief BTW) nu aannemelijk is dat [geïntimeerde] deze kosten aan een door haar in te schakelen vloerenlegger verschuldigd zal worden. De post begeleiding acht het hof naast de overige posten onvoldoende aannemelijk gemaakt om het daarvoor begrote bedrag op te nemen.

Voor de categorie arbeid zal het hof de schade begroten op genoemde bedragen van € 2.546,-, € 608,- en € 600,- derhalve € 3.754,- exclusief BTW. Nu niet gesteld of anderszins is gebleken dat [geïntimeerde] aan haar in rekening te brengen BTW kan verrekenen, zal het hof de schade voor wat betreft de post arbeid als uitgangspunt begroten op € 4.542,34 inclusief BTW.

b. materiaal

[appellant] heeft aangevoerd dat niet over een oppervlakte van 79 m2 maar over een oppervlakte van ongeveer 59-65 m2 nieuwe tegels moeten worden aangebracht. [geïntimeerde] heeft daartegen ingebracht dat de deskundigen de oppervlakte hebben uitgemeten en daarbij rekening hebben gehouden met de inmiddels geplaatste keuken. Het hof ziet in het door [appellant] gestelde, dat niet van een nadere onderbouwing is voorzien, onvoldoende aanleiding om niet uit te gaan van de door de deskundigen berekende oppervlakte. Die oppervlakte sluit ook aan bij de oppervlakte die voorkomt op de bon van 5 september 2011 van Tegelhandel [B] B.V. die als productie 2 bij inleidende dagvaarding in het geding is gebracht. Bij die tegelhandel heeft [appellant] de tegels gekocht die hij in de woning van [geïntimeerde] heeft gelegd. Het door deskundigen voor nieuwe tegels genoemde bedrag van € 2.618,85 exclusief BTW is ook in lijn met het bedrag dat door EMN - inclusief lijm en gereedschap - is geschat op ruim € 2830,68 inclusief BTW.

Ook ten aanzien van deze schadepost geldt dat aannemelijk is dat [geïntimeerde] de door de deskundigen begrote bedragen voor algemene kosten en winst en risico naast de begrote materiaalkosten verschuldigd zal zijn, zodat het hof het daarvoor begrote bedrag (€ 531,76 exclusief BTW) in de schadebegroting zal opnemen. Het hof zal daarom - in navolging van de deskundigen - voor materiaal een bedrag van € 4.963,11 exclusief BTW, zijnde € 6.005,36 inclusief BTW als schade begroten. Ook hier zal het hof er om eerder genoemde redenen vanuit gaan dat [geïntimeerde] BTW verschuldigd zal zijn.

c. overig

Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] tegenover de betwisting van [appellant] van het begrote bedrag van € 2.500,- onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit de redelijkheid van dit bedrag kan volgen. De stelling dat het nodig is om een bungalow te huren en zaken zoals inboedel op te slaan is zonder inzicht in de daarmee gemoeide tarieven en het aantal dagen dat dit nodig is onvoldoende onderbouwd. Anderzijds acht het hof aannemelijk dat [geïntimeerde] enige kosten dienaangaande zal moeten maken, zodat het hof deze kosten zal schatten op een bedrag van € 1.000,- inclusief BTW.

2.3

Uit de voorgaande rechtsoverwegingen vloeit voort dat [appellant] in beginsel een bedrag van (€ 4.542,34 + € 6.005,36 + € 1.000,-) € 11.547,70 als schadevergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd is. In beginsel, want het hof verstaat de stellingen van [appellant] in randnummer 10 en 11 bij memorie van grieven - dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om hem voor de gevorderde bedragen aansprakelijk te houden en dat het gevorderde niet in verhouding staat tot de aan [appellant] bij de aanschaf van de tegels verleende korting - aldus dat hij een beroep op matiging heeft beoogd te doen. Blijkens hetgeen door [geïntimeerde] ter comparitie is gesteld (aantekeningen van haar raadsman sub 15) heeft ook zij die stellingen als een dergelijk beroep opgevat. Uitgaande van het door [geïntimeerde] genoemde bedrag van € 4.075, 75 – inleidende dagvaarding randnummer 5 – dat zij aan [appellant] voor de tegelvloer heeft betaald, waarvan volgens [geïntimeerde] ruim € 2.000,- voor loon, blijkt dat de aldus berekende schade ruim het vijfvoudige van dat loon bedraagt. In de daarbij komende omstandigheden

dat [appellant] het werk als particulier heeft aangenomen bij wege van vriendendienst als kennis (van de moeder) van [geïntimeerde] , hij als particulier voor de onderhavige schade niet verzekerd is, niet aannemelijk is geworden dat hij de schade opzettelijk heeft toegebracht, evenmin dat hij zijn werk niet serieus heeft genomen - 'er met de pet naar heeft gegooid' - en hij, naar hij ter comparitie onbestreden heeft gesteld, nauwelijks draagkracht en geen vermogen heeft om vanuit zijn AOW en een klein pensioen de schade te dragen, ziet het hof aanleiding de schade te matigen. Het hof zal, alle omstandigheden afwegend, de uiteindelijke schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid en om te voorkomen dat toewijzing van een hoger bedrag tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, begroten op een bedrag van € 7.500,-, ongeveer tweederde deel van het begrote schadebedrag.

Slotsom

2.4

De grieven van [appellant] slagen derhalve voor zover door de rechtbank in hoofdsom als schadevergoeding een hoger bedrag dan € 7.500,- is toegewezen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep dan ook vernietigen en [appellant] veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van het bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met wettelijke rente. Tegen die wettelijke rente heeft [appellant] als zodanig geen verweer gevoerd.

2.5

Deze uitkomst leidt niet tot een andere proceskostenveroordeling in eerste aanleg, omdat [appellant] in eerste aanleg als de overwegend in het ongelijk te stellen partij moet worden beschouwd.

Het hof zal [appellant] ook in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep veroordelen. Het hof zal deze kosten vaststellen op € 704,- voor verschotten en op € 384,- (1 punt in tarief I) voor salaris advocaat. De voortzetting van de procedure na het tussenarrest had betrekking op de schade en de comparitie heeft geleid tot een lager toe te wijzen bedrag. Daarom zal het hof de kosten van de procedure na het tussenarrest compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt, Het hof zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten als zijnde onbestreden toewijzen, maar de vordering betreffende de nakosten afwijzen nu de proceskosten in hoger beroep gedeeltelijk zijn gecompenseerd.

Beslissing

het hof, rechtdoende in hoger beroep:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 28 augustus 2014 voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 14.273,36 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en doet in zoverre opnieuw recht:

veroordeelt [appellant] om tegen kwijting van aan [geïntimeerde] te betalen het bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

bekrachtigt het genoemde vonnis en de overige vonnissen waarvan beroep voor het overige;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] , welke kosten worden vastgesteld op € 704,- voor verschotten en op € 384,- voor salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. H. de Hek en mr. M.A.L.M. Willems en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 14 maart 2017.