Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1591, 15/00422
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1591, 15/00422
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 februari 2017
- Datum publicatie
- 3 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1591
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:583
- Zaaknummer
- 15/00422
Inhoudsindicatie
BPM. Rente. Passende rentevergoeding. Systeem art. 28c IW 1990 is niet in strijd met Unierecht. Vergoeding van immateriële schade. Termijn verlenging wegens verknochtheid. Proceskosten. Samenhang.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00422
uitspraakdatum: 28 februari 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 19 maart 2015, nummer AWB 12/2856 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Roermond (thans Utrecht; hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 23 september 2011 aangifte in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan ter zake van een personenauto van het merk Opel, type Astra 1.7 CDTI 125 pk Sport (VIN: [00000] ; hierna: de auto) ten bedrage € 5.119. Op 5 oktober 2011 heeft belanghebbende een bedrag van € 5.118 betaald.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM verminderd tot € 4.434. Aan belanghebbende is voorts rente vergoed ten bedrage van € 2 alsmede een proceskostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 54,50.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover dit de rentebeschikking betreft, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 200,60.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 2 februari 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] als zijn gemachtigden, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [C] , mr. [D] en [E] .
Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/01377, 14/01043, 15/00422, 15/00423, 15/00424, 15/00425, 15/00427, 15/00428, 15/00429, 15/00430, 15/00431, 15/00432, 15/00434 en 15/00435.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de auto vanuit het buitenland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 5.118 aan BPM op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft op 15 november 2011 tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is bij uitspraak van 21 mei 2012 gegrond verklaard door de Inspecteur. De Inspecteur heeft dit bedrag met € 685 verminderd. Voorts is € 2 aan rente vergoed aan belanghebbende en een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van honderden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de onderhavige uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan 1000 andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 19 maart 2015 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover dit de rentebeschikking betreft, de Inspecteur gelast belanghebbende rente te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 200,60 voor de bezwaar- en beroepsfase. De Rechtbank heeft dat bedrag berekend overeenkomstig de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Daarbij heeft de Rechtbank samenhang aangenomen als bedoeld in artikel 3 van het Bpb ter zake van 10 met de onderhavige zaak identieke zaken die ter zitting van de Rechtbank van 30 oktober 2013 zijn behandeld. De vergoeding is als volgt berekend:
Ter zake van het bezwaar: € 54,50
Ter zake van het beroep: € 146,10 (€ 1.461, zijnde 2 punten voor proceshandelingen x € 487 x 1,5 wegens samenhang x 1 wegingsfactor gedeeld door 10)
Belanghebbende heeft op 23 april 2015 hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil: (1) de hoogte van de door belanghebbende verschuldigde BPM, (2) of de Rechtbank tot het juiste bedrag een rentevergoeding aan belanghebbende heeft toegekend, (3) of de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding te laag is, en (4) of het verzoek om vergoeding van immateriële schade terecht is afgewezen door de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.