Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1014, 14/01250

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1014, 14/01250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2016
Datum publicatie
19 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1014
Formele relaties
Zaaknummer
14/01250

Inhoudsindicatie

Rioolheffing. Overschrijding opbrengstlimiet?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 14/01250

uitspraakdatum: 9 februari 2016

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Overbetuwe te Elst (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 november 2014, nummer AWB 13/4539, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag rioolheffing voor eigenaren opgelegd van € 183,90.

1.2

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 13 november 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de aanslag verminderd tot € 174 en gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend, waarbij hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede de stukken die nadien door belanghebbende zijn ingezonden en de ter zitting door belanghebbende voorgedragen pleitnotitie. Zonder bezwaar van de tegenpartij is door de heffingsambtenaar ter zitting een nader stuk overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld door [A] te [B] , alsmede [C] en [D] namens de heffingsambtenaar.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8

Belanghebbende heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting een nader stuk ingediend, door het Hof ontvangen op 18 december 2015. Een kopie van dit stuk is aan deze uitspraak gehecht. Het Hof vindt daarin geen aanleiding het onderzoek, met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht, te heropenen.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was bij de aanvang van het jaar 2013 genothebbende krachtens eigendom en gebruik van de woning [a-straat] 15 te [Z] . De woning is aangesloten op de gemeentelijke riolering van Elst, gemeente Overbetuwe.

2.2

De raad van de gemeente Overbetuwe heeft op 6 november 2012 besloten een bedrag van € 6.800.000 te onttrekken aan de bestemmingsreserve riolering en dit bedrag voor het jaar 2013 toe te voegen aan de algemene middelen van de gemeente. In 2013 is hieraan uitvoering gegeven.

2.3

De raad van de gemeente Overbetuwe heeft in zijn vergadering van 18 december 2012 de Verordening rioolheffing gemeente Overbetuwe vastgesteld (hierna: de Verordening). In de Verordening is het tarief van de rioolheffing vastgesteld op € 183,90 bij een heffingsmaatstaf (het aantal afgevoerde kubieke meters afvalwater) van 500 m³ of minder.

2.4

De Rekenkamer van de gemeente Overbetuwe heeft een onderzoek ingesteld naar de kostendekkendheid van de tarieven riool- en afvalstoffenheffing van de gemeente Overbetuwe. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een rapport van maart 2014 waarin voor wat betreft de rioolheffing onder meer het volgende is vermeld:

‘(…)

Deel 1: Bestuurlijke rapportage

(…)

3 Conclusies

Conclusie 1: In de periode 2008-2012 wordt in de strijd met de regelgeving in de Gemeentewet de opbrengstnorm van maximaal 100% kostendekkendheid op begrotingsbasis een aantal jaren overschreden.

Toelichting:

Voor wat betreft de toetsing aan het wettelijk kader heeft de Rekenkamer vastgesteld dat de gemeente op begrotingsbasis de in de Gemeentewet opgenomen opbrengstnorm (kostendekkendheid maximaal 100%) voor de rioolheffing overschrijdt (zie tabel 2). Over de jaren 2008-2010 blijkt dit al uit de primaire begroting. Maar ook voor de jaren 2011 en 2012 is in de ogen van de Rekenkamer sprake van een overschrijding van de opbrengstennorm van 100% kostendekkendheid. De ramingen in de begroting, in het bijzonder de kapitaallasten van de milieu- en vervangingsinvesteringen, zijn namelijk niet aangepast aan de door de gemeente al beoogde versoberde uitvoering in die jaren.

Conclusie 2: (…) Voor wat betreft de rioolheffing kan de kwaliteit van de toelichtingen, analyse en verschillenverklaring in de jaarstukken worden verbeterd, mede gezien de grote afwijkingen tussen ramingen en realiteit.

(…)

Conclusie 3: Door het College wordt een interpretatie van de aanwezige regelgeving gegeven ten aanzien van de te hanteren systematiek met betrekking tot de bestemmingsreserve riolering, die feitelijk afbreuk doet aan de intentie zoals beschreven in de (toelichting op de) BBV.

De Rekenkamer begrijpt dat het College tariefsprongen wil voorkomen als gevolg van jaarlijkse schommelingen in de kosten van rioolbeheer. Deze schommelingen in de kosten kunnen echter alleen worden opgevangen door met ‘voorzieningen’ te werken en niet met (bestemmings) reserves.

Toelichting

(…) Om jaarlijkse tariefsprongen te vermijden wordt door de gemeente een bestemmingsreserve (BR) riolering gehanteerd om fluctuaties in de lasten en baten op te vangen (‘egaliseren).

De Rekenkamer heeft vastgesteld dat het College hierbij een inconsistente redenering gebruikt. Het College redeneert immers dat de Raad op ‘rekeningbasis’ vrijelijk kan beschikken over deze bestemmingsreserve en de gemeente dus zelf kan bepalen wat met de in de BR riolering gestorte overschotten kan worden gedaan. Zo zijn in 2011 en 2013 bedragen ter grootte van € 662.000,- resp. € 6.800.000,- aan de bestemmingsreserve onttrokken ten gunste van de algemene middelen van de gemeente.

(…)

Deel 2: Nota van bevindingen

(…)

2.3

Ontwikkeling investeringen en kapitaallasten riolering

(…)

De grote verschillen tussen geraamde en gerealiseerde cijfers konden ontstaan, doordat de gemeente consequent de geraamde investeringen en kapitaallasten volgens het GRP 2008-2012 in de begroting heeft opgenomen. Na het eerste jaar van uitvoering was echter al bekend dat het daadwerkelijke investeringsvolume zou achterblijven bij de ramingen volgens het GRP. De gemeente heeft deze ‘lagere verwachting’ echter niet door vertaald in de daarop volgende begrotingen door lagere investeringen en kapitaallasten op te voeren. Uit de begroting (‘Productenraming’) kan ook worden opgemaakt dat in enig jaar niet gerealiseerde kapitaallasten in het daarop volgende jaar weer terugkomen onder de noemer ‘financiële ruimte kapitaallasten’ (…)

2.5

Bevindingen

(…)

Lasten en baten riolering

(…)

De Rekenkamer is van mening dat de post ‘financiële ruimte kapitaallasten oude jaren’ sowieso als een niet reële raming moet worden aangemerkt. Indien deze post in de opstelling wordt geëlimineerd (cijfers 2008 en 2009 zijn niet exact bekend), dan blijkt dat op begrotingsbasis over alle jaren (2008 t/m 2012) een dekking boven de 100% wordt geraamd.

Investeringen en kapitaallasten

De gemeente heeft ervoor gekozen om jaarlijks alle investeringen en kapitaallasten in de begroting op te voeren overeenkomstig het GRP 2008-2012. (…) Het meerjarenbeeld geeft echter te zien dat de realisatie structureel achterblijft bij de ramingen.

De vraag doet zich dan ook voor in hoeverre op begrotingsbasis sprake is van reële ramingen voor de kapitaallasten (de posten ‘kapitaallasten nieuwe investeringen’ en ‘kapitaallasten bestaand netwerk’).

(…)’

2.5

De heffingsambtenaar heeft na de mondelinge behandeling van het door belanghebbende ingediende beroepschrift door de Rechtbank, op verzoek van de Rechtbank een overzicht overgelegd van de begrote en werkelijke baten en lasten voor de jaren 2010, 2011 en 2012, alsmede een (nieuw ten opzichte van de eerder overgelegde stukken) overzicht van de geraamde baten en geraamde lasten van het rioolbeheer voor 2013, uitgesplitst per kostenplaats, waarbij iedere kostenplaats weer is uitgesplitst in kostensoorten. In dit overzicht zijn de kosten van het rioolbeheer geraamd op € 4.103.085 (inclusief € 483.654 aan compensabele btw) en de inkomsten op € 3.728.943. In dit overzicht is het tekort wegens onderdekking aangevuld door een onttrekking van € 374.142 aan de zogenoemde Bestemmingsreserve riolering (BR riolering).

2.6

De Rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat in de jaren, voorafgaand aan 2013, onder de kostensoort ‘financiële ruimte’ kosten zijn geraamd terwijl de werkelijke kosten nihil bedroegen, dat dit ook voor 2013 het geval is en dat een totaalbedrag van € 566.041 aan kosten uit de raming moet worden geëlimineerd. Als gevolg daarvan overschrijden de baten van de rioolheffing de lasten ter zake met 5,3 percent. Op die grond heeft de Rechtbank de aan belanghebbende opgelegde aanslag verminderd tot (afgerond) € 174.

2.7

De heffingsambtenaar heeft ter zitting van het Hof een herberekening van de kostendekking overgelegd waaruit naar zijn mening een kostendekkingspercentage blijkt van 99,2 percent. Hieruit resulteert een herziene onttrekking aan de BR riolering van € 28.750.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing