Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:998, 13/00742

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:998, 13/00742

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 februari 2014
Datum publicatie
21 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:998
Formele relaties
Zaaknummer
13/00742

Inhoudsindicatie

BPM. Verwijzingsprocedure HR 28 juni 2013. Gebruikte auto? 747 kilometers gereden. Lichte beschadiging.

Uitspraak

Sector belastingrecht

nummers 13/00742

uitspraakdatum: 11 februari 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 april 2011, nummer AWB 10/2343

in het geschil tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Roermond (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft op 21 januari 2010 aangifte gedaan voor belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ter zake van de registratie van een personenauto, te weten een Audi, type Q5 2.0 TDI S-tronic (hierna: de auto). Het aangegeven bedrag aan BPM is door belanghebbende berekend op € 14.957. Met dagtekening van 1 februari 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd tot een bedrag van € 4.287.

1.2

Belanghebbende heeft op 11 februari 2010 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 juni 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 april 2011 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. Dit gerechtshof heeft bij uitspraak van 9 december 2011 de uitspraak van de Rechtbank alsmede de naheffingsaanslag vernietigd.

1.5

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 28 juni 2013 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond verklaard en het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling met inachtneming van voormeld arrest. In dit arrest heeft de Hoge Raad vermeld dat “verwijzing moet volgen voor behandeling van uitsluitend de laatste, door het Hof [te ’s-Hertogenbosch] onbehandeld gelaten grief van belanghebbende dat de Inspecteur de auto ten onrechte niet als een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10 van de Wet BPM heeft aangemerkt.”

1.6

Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben een conclusie na verwijzing ingediend. Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank, het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch en de Hoge Raad ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen na cassatie in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A], bijgestaan door [B] als gemachtigden van belanghebbende, alsmede mr. [C] namens de Inspecteur. Met instemming van partijen is ter zitting de zaak met rolnummer 13/00741 gelijktijdig behandeld.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

Voor de auto is op 13 januari 2010 in Duitsland een (Duits) kenteken afgegeven. Op 21 januari 2010, het moment van aangifte, bedroeg de kilometerstand 747. Er was op dat moment schade aan de auto, te weten een barst in het plastic onder de bumper. Belanghebbende heeft een taxatie overgelegd van de kosten gemoeid met reparatie van deze barst. Deze kosten bedragen volgens deze taxatie € 1.034,50, te vermeerderen met 19% omzetbelasting.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Belanghebbende heeft ter zitting bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het hoger beroep desgevraagd uitdrukkelijk beperkt tot de naheffingsaanslag en bevestigd dat in hoger beroep grieven tegen de voldoening op aangifte niet langer aan de orde kunnen zijn. Het Hof acht het in strijd met de goede procesorde indien het belanghebbende zou worden toegestaan thans een ander standpunt in te nemen. De omstandigheid dat de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch door de Hoge Raad is vernietigd brengt het Hof niet tot een ander oordeel, nu dit arrest niet heeft weggenomen dat belanghebbende dit standpunt uitdrukkelijk heeft prijsgegeven.

3.2

Tussen partijen is in geschil of de auto een gebruikte personenauto is in de zin van artikel 10 van de Wet BPM. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd indien het gelijk aan belanghebbende is en dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd indien het gelijk aan de Inspecteur is.

3.3

Voor zover zou worden geoordeeld dat sprake is van een gebruikte auto is verder de hoogte van de proceskostenvergoeding tussen partijen in geschil.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing