Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2013, CA1894, 1177-12

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2013, CA1894, 1177-12

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 april 2013
Datum publicatie
4 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:CA1894
Zaaknummer
1177-12

Inhoudsindicatie

Verzoek ex art. 591a Sv afgewezen wegens ondeugdelijke administratie van advocaat waaruit niet afgeleid kan worden of, en zo ja welke bedragen gefactureerd zijn aan verzoeker.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

Pkn: 21-000095-12

Avnr: 1177-12

Het hof heeft gezien het op 25 september 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster],

geboren te [geboorteplaats, 1954],

wonende te [woonplaats],

domicilie kiezende te [adres],

ten kantore van haar raadsman,

hierna te noemen verzoekster,

ingediend door [raadsman], advocaat te Amsterdam strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering in de kosten van de raadsman.

Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 4 maart 2013 de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door [raadsman] voornoemd.

Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en de nagezonden brief van de raadsman d.d. 4 maart 2013 met als bijlage een overzicht van de kosten van rechtsbijstand, opgemaakt op 27 februari 2013.

OVERWEGINGEN

1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 26 juli 2012 is verzoekster vrijgesproken van het haar tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend. Het verzoek is weliswaar niet door verzoekster ondertekend, maar nu verzoekster verschenen is ter openbare raadkamer en te kennen heeft gegeven dat het verzoek namens haar is ingediend, is het verzoek ontvankelijk.

3. Het verzoekschrift strekt blijkens de op 4 maart 2013 nagekomen stukken en het standpunt van de raadsman ter openbare raadkamer tot vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 3.319,60.

4. De advocaat-generaal heeft ter openbare raadkamer geconcludeerd tot afwijzing dan wel matiging van het verzoek.

5. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek. Hij heeft aangevoerd dat de oorspronkelijke urenstaat verloren is gegaan door een storing in het computerprogramma en dat de staat die thans is overgelegd een schatting is, opgemaakt aan de hand van dossierstukken en aantekeningen in zijn agenda. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de posten die gedeclareerd zijn alleen betrekking hebben op de strafrechtelijke procedure en niet op de bestuursrechtelijke procedure en alleen op de kosten gemaakt door verzoekster.

6. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.

Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

7. Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman niet meer is dan een uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en zo ja tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het door hem gehanteerde uurtarief.

8. De raadsman heeft een declaratie en urenstaat overgelegd die hij achteraf, op 27 februari 2013, aan de hand van stukken en notities heeft gereconstrueerd. De oorspronkelijke urenstaat kan naar zijn zeggen niet meer geproduceerd worden. Op deze in februari 2013 geproduceerde declaratie is ook opgenomen “totaal gefactureerd € 0,00”. Blijkens de opdrachtbevestiging van 18 december 2008 is voor zowel de strafrechtelijke procedure als de bestuursrechtelijke procedure een prijs afgesproken van € 7.000,= en betreft deze opdrachtbevestiging verschillende dossiernummers en verschillende personen. De aan verzoekster gerichte bevestiging vermeldt: “Om administratieve redenen wordt de factuur op uw naam gesteld,…” en bevat voorts het verzoek om naast verzoekster een drietal met naam genoemde personen te laten tekenen dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het gefixeerde honorarium.

9. Het hof is van oordeel dat van een advocaat gevergd mag worden dat hij een deugdelijke administratie voert, waaruit eenvoudig en eenduidig is af te leiden welke bedragen gefactureerd zijn aan welke cliënt, en in welk dossier. De overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting voldoen niet aan deze eis. Naar het oordeel van het hof is niet te achterhalen of er kosten van rechtsbijstand, en zoja welke, daadwerkelijk ten laste van verzoekster zijn gekomen in de strafzaak. Het hof zal het verzoek dan ook afwijzen.

10. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW).

BESCHIKKENDE

Het hof:

- kent aan verzoekster toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 540,= (zegge: vijfhonderdveertig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;

- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;

- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op een nog nader door verzoeker op te geven rekeningnummer.

Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. C. Caminada, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013.