Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:77, 200.266.900/01

Gerechtshof Amsterdam, 19-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:77, 200.266.900/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 januari 2021
Datum publicatie
26 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:77
Zaaknummer
200.266.900/01

Inhoudsindicatie

Geen schending van teruggave- en geheimhoudingsbeding, waarbij van belang is dat het conflict moet worden gezien in de context van een familierelatie.

Zie ECLI:NL:GHAMS:2019:3852.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.266.900/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7338768 CV EXPL 18-25077

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 januari 2021

inzake

BOI BOI B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

advocaat: mr. M.J. van Buren te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. G.W.J.M. van Mierlo te Nijmegen.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Boi Boi en [geïntimeerde] genoemd.

Boi Boi is bij dagvaarding van 24 september 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 15 juli 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Boi Boi als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).

Het hof heeft bij arrest van 22 oktober 2019 een comparitie van partijen gelast, welke niet heeft plaatsgevonden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met productie.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 2 december 2020 doen bepleiten. Bij die gelegenheid heeft Boi Boi bij monde van mr. Van Buren voornoemd en [geïntimeerde] bij monde van mr. Van Mierlo voornoemd het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben inlichtingen verschaft.

Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

Ten slotte is arrest gevraagd.

Boi Boi heeft geconcludeerd, mede gezien de appeldagvaarding, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Boi Boi zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met rente.

[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Boi Boi in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.7. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief I en grief II maakt Boi Boi bezwaar tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Volgens Boi Boi zijn deze feiten op punten onvolledig. Voor zover van belang zal het hof met een en ander hierna rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1

Boi Boi exploiteert een aantal Thaise restaurants in Amsterdam. Enig aandeelhouder en bestuurder van Boi Boi is Virginbrain B.V. De aandelen in het geplaatste kapitaal van Virginbrain B.V. worden gehouden door [X] , de broer van [geïntimeerde] .

2.2

[geïntimeerde] is van 1 september 2016 tot 1 januari 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest voor onder andere Boi Boi in de functie van HR & Finance Manager. In die functie was zij verantwoordelijk voor de financiële administratie en de personeelszaken van Boi Boi.

2.3

In de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] met Boi Boi is een geheimhoudings-, teruggave- en boetebeding opgenomen. Deze luiden voor zover relevant als volgt:

Article 13. Confidentiality

During, as well as after, the EMPLOYEE’s service with the EMPLOYER, the EMPLOYEE shall maintain the strict secrecy of all information of which the EMPLOYEE may be privy and which is otherwise not intended for publication. It is understood that the EMPLOYEE recognize secrecy is enjoined upon him in all cases and matters of which he knows, or has to know, secrecy is reasonably required.

Article 14. Returns of materials

All equipment, documents and materials provided to the EMPLOYEE for the fulfillment of tasks must be returned to the EMPLOYER upon its first request at the end of the employment and in all cases when the employment agreement is no longer in effect.

(…)

Article 16. Breach

If the EMPLOYEE breaches any of the obligations stated in the articles above, the EMPLOYEE shall immediately, without any notice of default being required, forfeit to Boi Boi a penalty of € 5,000.00 per breach plus an amount of € 500.00 for each day that such breach continues, without prejudice to the Boi Boi’s rights to claim actual damages. (…)’

2.4

De zoon van [geïntimeerde] , [Y] , is in de periode van 25 oktober 2017 tot 1 april 2018 eveneens in dienst geweest bij Boi Boi en wel in de functie van host/waiter.

2.5

Op 26 januari 2018 heeft [Y] een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsrelatie tussen hem en Boi Boi ingediend bij de rechtbank Amsterdam.

2.6

[geïntimeerde] heeft (nadat haar arbeidsovereenkomst met Boi Boi was geëindigd) op 28 februari 2018 vanaf haar privé e-mailadres, voor zover relevant, het volgende gevraagd aan Administratiekantoor Amsterdam B.V. (hierna: AKA), het boekhoudkantoor van Boi Boi:

‘(…) De advocaat van [Y] vraagt nu de e-mails van de vaste contracten die ik verstuurd heb naar [A] [ [A] ; hof]. Dan hebben we een eerlijk verhaal. Zou jij de e-mails van vaste contracten november en december naar mij willen sturen, dus waarop ik mutaties doorgeef van [B] , [C] , [Y] en [D] . (…)’

2.7

In het kader van de ontbindingsprocedure tussen [Y] en Boi Boi heeft [geïntimeerde] (ten minste) twee e-mails, van 15 november 2017 en 7 december 2017, van AKA, die zij heeft ontvangen naar aanleiding van haar verzoek van 28 februari 2018, aan de advocaat van [Y] verstrekt. De e-mail van 15 november 2017 luidt als volgt:

‘Hoi [A] ,

Hier onder de mutaties:

[B] : -

[C] : -

[Y] : -’

De e-mail van 7 december 2017 luidt als volgt:

‘Hoi [A] ,

Hier volgen de mutaties t/m december:

[B] : -

[Y] : 16 uur opgenomen in november en 16 uur ziek..

[C] : 5 uur opgenomen in november en 4 uur opgenomen in december. Dan kan voor [C] de eindafrekening gemaakt worden, graag alle vakantieuren die overblijven uitbetalen.’

3 Beoordeling

3.1

In eerste aanleg heeft Boi Boi gevorderd (na wijziging van eis) dat [geïntimeerde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 50.000,- aan hoofdsom en € 1.275,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de rente over beide bedragen vanaf 19 juni 2018 en de proceskosten. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.

3.2

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis – kort samengevat – geoordeeld dat het geheimhoudingsbeding uit algemene bewoordingen bestaat, waardoor niet snel kan worden geoordeeld dat sprake is van overtreding van het beding. Voor zover er onduidelijkheid bestaat of iets onder het geheimhoudingsbeding valt dient het contra-proferentem-beginsel te worden toegepast. De inhoud van de (hiervoor onder 2.7 geciteerde) e-mails kwalificeert onvoldoende als bedrijfsgeheime of bedrijfsvertrouwelijke informatie die onder het geheimhoudingsbeding valt. Evenmin is sprake van de door Boi Boi gestelde schending van het teruggavebeding, omdat niet is gebleken dat het beding zo ver strekt dat hieronder ook e-mails vallen die na dienstverband van derden zijn verkregen en verder weinig tot geen bedrijfsgeheime informatie bevatten. Bovendien zou Boi Boi door het tot twee keer toe verstrekken van de e-mails in de onderhavige procedure [geïntimeerde] oneindig aansprakelijk kunnen houden, hetgeen alle redelijkheid te buiten gaat. Boi Boi heeft haar belang bij een zo verstrekkende geheimhoudingsbepaling onvoldoende gelegitimeerd of verduidelijkt, noch is gebleken dat Boi Boi daadwerkelijk schade heeft geleden door de handelwijze van [geïntimeerde] . Ook als sprake zou zijn van overtreding van een van de bedingen wordt daarin onvoldoende aanleiding gezien om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een boete, nog daargelaten dat niet is uitgesloten dat het boetebeding een nietig beding betreft gelet op het bepaalde in artikel 7:651 lid 2 BW. De kantonrechter heeft de vordering van Boi Boi afgewezen en Boi Boi in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Boi Boi met haar grieven op.

Teruggavebeding

3.3

Met grief III en V komt Boi Boi op tegen het oordeel dat [geïntimeerde] het teruggavebeding niet heeft geschonden. Boi Boi voert daartoe – samengevat weergegeven – aan dat het teruggavebeding moet worden uitgelegd volgens de Haviltex-maatstaf. In het teruggavebeding staat dat [geïntimeerde] documenten waarover zij tijdens haar dienstverband beschikking heeft gekregen terug moet brengen. Dat geldt ook voor zakelijke e-mails die [geïntimeerde] in haar privé bezit heeft gekregen. Volgens Boi Boi was de bedoeling van het teruggavebeding te voorkomen dat via [geïntimeerde] na uitdiensttreding bedrijfsinformatie over Boi Boi bij derden terecht zou komen. De door Boi Boi gevorderde boetes hebben betrekking op de periode vanaf 1 maart 2018 en niet op de periode vanaf de inleidende dagvaarding in de onderhavige procedure. Boi Boi heeft haar vordering beperkt tot € 50.000,-, terwijl het totaal aan door [geïntimeerde] verbeurde boetes veel hoger is, aldus Boi Boi.

3.4

Het hof oordeelt als volgt. Het teruggavebeding zoals opgenomen in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat alle apparatuur, documenten en materialen die aan de werknemer ter beschikking worden gesteld voor de vervulling van diens taak bij het einde van het dienstverband en in alle gevallen waarin de arbeidsovereenkomst niet meer van kracht is op het eerste verzoek aan de werkgever moeten worden geretourneerd. Het teruggavebeding ziet derhalve op apparatuur, documenten en materialen die aan de werknemer ter beschikking zijn gesteld voor de vervulling van diens taak. Hiervan is in dit geval geen sprake: de e-mails van 15 november 2017 en 7 december 2017 zijn niet aan [geïntimeerde] ter beschikking gesteld voor de vervulling van haar taak. Van schending van het teruggavebeding kan derhalve geen sprake zijn. Grief III en grief V slagen niet.

Geheimhoudingsbeding

3.5

Met grief IV, VI en VII komt Boi Boi op tegen het oordeel dat [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden, dat Boi Boi haar belang bij het geheimhoudingsbeding onvoldoende heeft gelegitimeerd of verduidelijkt en dat gesteld noch gebleken is dat Boi Boi daadwerkelijk schade heeft geleden door de handelwijze van [geïntimeerde] . Boi Boi voert daartoe – samengevat weergegeven – aan dat de tekst van het geheimhoudingsbeding duidelijk is: [geïntimeerde] moet alle informatie waarmee zij bekend wordt in het kader van haar werkzaamheden voor Boi Boi geheim houden. Het feit dat het geheimhoudingsbeding in algemene bewoordingen is gesteld (quod non) rechtvaardigt geen toepassing van het contra-proferentum-beginsel. Boi Boi dient gegevens vertrouwelijk te behandelen en de privacy van haar personeel te waarborgen gelet op het bepaalde in artikel 7:611 BW, artikel 10 Grondwet, artikel 8 EVRM en artikel 32 AVG. Alle tien e-mails die [geïntimeerde] van AKA heeft ontvangen vallen onder het geheimhoudingsbeding. Door (in ieder geval) de e-mails van 15 november 2017 en 7 december 2017 door te sturen naar [Y] en diens advocaat heeft [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding geschonden. Of Boi Boi daadwerkelijk schade heeft geleden is in dit verband niet relevant, aldus Boi Boi.

3.6

Het hof oordeelt als volgt. Het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat zowel tijdens als na de dienstbetrekking de werknemer alle informatie waarvan de werknemer kennis kan nemen en die overigens niet voor publicatie is bestemd strikt geheim zal houden. De werknemer erkent bovendien dat geheimhouding wordt opgelegd in alle gevallen en aangelegenheden waarvan hij weet of moet weten dat geheimhouding redelijkerwijs vereist is. Voor de beoordeling zijn slechts de e-mails van 15 november 2017 en 7 december 2017 relevant, omdat slechts van deze e-mails vaststaat dat ze zijn doorgestuurd naar [Y] en diens advocaat. [geïntimeerde] heeft immers betwist meer e-mails dan deze twee naar (de advocaat van) [Y] te hebben gestuurd en Boi Boi heeft ter zake niet een voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Deze (doorgestuurde) e-mails bevatten slechts de naam van medewerker [B] zonder nadere informatie, de naam van [Y] met opgenomen uren in november en uren ziek en de naam van [geïntimeerde] met opgenomen uren in november en december en met het verzoek een eindafrekening op te maken en daarbij de vakantie uren uit te betalen.

Van deze informatie kan niet gezegd worden dat sprake is van informatie die valt onder het geheimhoudingsbeding, omdat geen sprake is van informatie die niet voor publicatie bestemd is, noch dat het gaat om informatie waarvan [geïntimeerde] wist of moest weten dat geheimhouding redelijkerwijs vereist was. Hierbij is van belang dat het conflict omtrent voornoemde e-mails dient te worden gezien in de context van een familierelatie. De arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] was net twee maanden geëindigd, [Y] was nog bij Boi Boi in dienst, maar had inmiddels een arbeidsconflict en AKA was destijds ook de boekhouder van de eigen bedrijven van [geïntimeerde] . In een dergelijke familiaire context kan bezwaarlijk worden volgehouden dat in een geval zoals hier aan de orde sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding. Het (ongemotiveerde) beroep van Boi Boi op artikel 7:611 BW, artikel 10 Grondwet, artikel 8 EVRM en artikel 32 AVG maakt het voorgaande niet anders. De grieven IV, VI en VII slagen niet.

3.7

Bij deze uitkomst heeft Boi Boi geen belang bij grief VIII en IX. Grief X mist zelfstandige betekenis.

3.8

De slotsom is dat het hoger beroep geen succes heeft. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, ook ten aanzien van de proceskosten omdat Boi Boi als de in het ongelijk gestelde partij terecht tot betaling daarvan is veroordeeld. Grief XI slaagt niet. Boi Boi zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel. Boi Boi heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

4 Beslissing