Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3433, 200.285.110/01 en 200.286.441/01

Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3433, 200.285.110/01 en 200.286.441/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 november 2021
Datum publicatie
24 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3433
Zaaknummer
200.285.110/01 en 200.286.441/01

Inhoudsindicatie

Vernietiging erkenning stiefvader en gerechtelijke vaststelling ouderschap biologische vader. In het belang van de minderjarige dat haar afstamming komt vast te staan en dat zij familierechtelijke banden zal hebben met de vader.

Uitspraak

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummers: 200.285.110/01 en 200.286.441/01

Zaaknummers rechtbank: C/13/669110 FA RK 19/4142 en C/13/679484 FA RK 20/578,

C/13/669110 FA RK 19-4142 en C/13/690154 FA RK 20/6022

Beschikking van de meervoudige kamer van 9 november 2021

In de zaak met nummer 200.285.110/01 van:

[de moeder] en

[de stiefvader] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

verzoekers in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder respectievelijk de stiefvader,

advocaat: mr. E.I. Robert te Utrecht,

tegen

mr. Johanna L. Muller,

kantoorhoudende te Amsterdam,

in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de hierna te noemen minderjarige,

verweerster in hoger beroep,

verder ook te noemen: de bijzondere curator.

Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:

- de minderjarige [dochter] (hierna te noemen: [de minderjarige] );

- [de vader] (hierna te noemen: de vader), bijgestaan door mr. N.E. Reijnen te Diemen (onttrokken).

In de zaak met nummer 200.286.441/01 van

[de moeder] en

[de stiefvader] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

verzoekers in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder respectievelijk de stiefvader,

advocaat: mr. E.I. Robert te Utrecht,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. N.E. Reijnen te Diemen (onttrokken).

Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:

- [de minderjarige] ;

- de bijzondere curator.

In zijn adviserende taak is in de procedure in beide zaken gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie: Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 24 juli 2020 en 30 september 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder en de stiefvader zijn op 24 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 juli 2020 en een gedeelte van de beschikking van 30 september 2020.

2.2

De vader heeft op 23 december 2020 een verweerschrift in beide zaken ingediend.

2.3

De bijzondere curator heeft op 23 februari 2021 een verweerschrift in beide zaken ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een emailbericht van de zijde van de moeder en de stiefvader van 22 december 2020;

- een bericht van de zijde van de vader van 23 maart 2021, ingekomen op diezelfde datum.

- een bericht van de zijde van de vader van 2 juni 2021, ingekomen op 4 juni 2021.

2.5

Op 4 juni 2021 is de mondelinge behandeling van de beide zaken aangehouden, omdat de vader en de stiefvader niet waren verschenen en het hof het van belang achtte, gezien de aard van de zaken en recent ingrijpend gewijzigde omstandigheden, dat alle betrokken partijen ter zitting aanwezig zouden zijn om te worden gehoord. Tevens wilde het hof [de minderjarige] in de gelegenheid stellen te worden gehoord voorafgaand aan de nadere zitting. De oproeping voor een gesprek voorafgaand aan de zitting van 4 juni 2021 had haar volgens de advocaat van de moeder niet bereikt.

2.6

Op 8 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling van beide zaken gelijktijdig plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat,

- de bijzondere curator,

- de raad, vertegenwoordigd door [raadsvertegenwoordiger] .

De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

De moeder en de stiefvader hebben ter zitting een door [de minderjarige] ingevuld ‘formulier bij kindgesprek’ van 5 oktober 2021 aan het hof overgelegd. Hierin heeft [de minderjarige] haar mening kenbaar gemaakt. De inhoud van dit formulier is samengevat ter zitting medegedeeld.

3 De feiten

3.1

De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

Hieruit is [de minderjarige] geboren, [in] 2005 te [geboorteplaats] . De moeder heeft van rechtswege het gezag over [de minderjarige] . De vader had [de minderjarige] niet erkend.

3.2

Op 9 april 2014 heeft de stiefvader [de minderjarige] erkend. De moeder en de stiefvader zijn op 4 juli 2014 gehuwd en hebben sindsdien het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .

3.3

[de minderjarige] woonde tot eind mei 2019 bij de moeder en de stiefvader. Daarna is zij bij de vader gaan wonen.

3.4

Bij beschikking van 30 oktober 2019 heeft de rechtbank mr. Muller voornoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] benoemd. De bijzondere curator heeft op 24 december 2019 een rapport uitgebracht.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De beslissing