Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:174, 200.257.529/01
Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:174, 200.257.529/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 januari 2020
- Datum publicatie
- 3 februari 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:174
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2019:2262
- Zaaknummer
- 200.257.529/01
Inhoudsindicatie
Man is niet de biologische vader van het kind. De beschikking is ingetrokken op grond van artikel 1:401 BW. De betaalde kinderalimentatie is onverschuldigd betaald. Er is geen sprake van een rechtsgrond voor een alimentatieverplichting, zodat niet beoordeeld hoeft te worden in hoeverre een terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. Terugbetalingsverplichting voor de vrouw.
Uitspraak
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.257.529/01
zaaknummer rechtbank: C/13/650742 / FA RK 18-4241 (LH/PB)
beschikking van de meervoudige kamer van 21 januari 2020 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.A. Zevenbergen te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] (Turkije),
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J. Blakborn te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [zoon] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de rechtbank) van 27 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
De vrouw is op 8 april 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 27 maart 2019 (zaaknummer bij het hof: 200.257.529/01). Zij heeft tevens verzocht de werking van die beschikking te schorsen (zaaknummer 200.257.529/02).
De man heeft op 24 mei 2019 een verweerschrift in principaal appel ingediend, tevens zijnde een verweerschrift tegen het schorsingsverzoek. Daarbij heeft hij op zijn beurt incidenteel appel tegen de bestreden beschikking ingesteld.
De vrouw heeft op 26 juni 2019 een verweerschrift in incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 24 juni 2019 met het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, ingekomen op 26 juni 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 7 november 2019 met bijlagen, ingekomen op 8 november 2019.
De mondelinge behandeling heeft op 21 november 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mr. J. Blakborn namens de man.
De man is opgeroepen, maar niet verschenen.
3 De feiten
De vrouw is moeder van [de minderjarige] , geboren [in] 2008. [de minderjarige] heeft geen juridische vader. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] . Hij woont bij de vrouw.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2010 is bepaald dat de man met ingang van 31 maart 2010 € 500,- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna te noemen: kinderalimentatie), bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw.
De man is op 14 september 2017 in hoger beroep gekomen van de laatstgenoemde beschikking. Bij beschikking van dit hof van 19 juni 2018 is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat de man te laat in hoger beroep is gekomen.
Bij beschikking van dit hof van 13 augustus 2019 is het verzoek van de vrouw tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afgewezen (zaaknummer 200.257.529/02).