Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4309, 200.239.099/01

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4309, 200.239.099/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 december 2019
Datum publicatie
7 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:4309
Zaaknummer
200.239.099/01

Inhoudsindicatie

Uitleg overeenkomst van borgtocht.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.239.099/01

zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/256334 / HA ZA 17-199

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 december 2019

inzake

1 [appellant sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [Z] ,

2. [appellant sub 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [Z] ,

3. [appellant sub 3],

wonende te [woonplaats] , gemeente [Z] ,

4. [appellant sub 4],

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [Z] ,

5. [appellant sub 5],

wonende te [woonplaats] , gemeente [Z] ,

6. [appellant sub 6],

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. M. Helmstrijd te Hoorn NH,

tegen

[geïntimeerde] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. J.J. Kunst te Hoorn NH.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd.

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 7 april 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2018, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellanten] als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven;

- memorie van antwoord met producties;

- akte met producties;

- antwoordakte.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.

[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

Appellanten sub 1, 3 en 5 zijn enig bestuurder en enig aandeelhouder van respectievelijk appellanten sub 2, 4 en 6. Deze laatsten hielden ieder (middellijk) 1/6 deel van de aandelen in de besloten vennootschap [de Vennootschap] (hierna: de Vennootschap). Ook [geïntimeerde] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hielden ieder (middellijk) 1/6 deel van de aandelen in de Vennootschap. Op enig moment is besloten dat [geïntimeerde] haar aandelen in (de holdingmaatschappij van) de Vennootschap zou overdragen aan [appellanten]

2.2.

In verband daarmee is overeengekomen dat een deel van de door [geïntimeerde] in de Vennootschap geïnvesteerde bedragen werd omgezet in een overeenkomst van geldlening tussen [geïntimeerde] en de Vennootschap voor een (maximum)bedrag van € 600.000,-. Daartoe is op 7 juni 2006 een zogenoemde financieringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is onder meer bepaald:

9. De hoofdsom van de geldlening, of het eventuele restant daarvan, is terstond en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar,(...) zodra:

a. Schuldenaar in staat van faillissement wordt verklaard;

(…)

10. Schuldenaar is verplicht Schuldeiser zekerheid te verlenen door middel van borgstelling. Van de borgstelling zal een afzonderlijke overeenkomst van borgtocht worden opgemaakt.

2.3.

Op dezelfde datum is een overeenkomst van borgtocht getekend waarin [appellanten] zich jegens [geïntimeerde] borg hebben gesteld tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de Vennootschap jegens [geïntimeerde] uit hoofde van de financieringsovereenkomst. Op gelijke wijze hebben [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en hun respectieve aandeelhouders, [X] en [Y] (hierna: [aandeelhouder X] en [aandeelhouder Y] ), zich in deze overeenkomst jegens [geïntimeerde] borg gesteld. Iedere natuurlijke persoon heeft zich tezamen met zijn eigen vennootschap steeds voor € 100.000,- als borg jegens [geïntimeerde] verbonden. Bij elkaar opgeteld hebben zij zich derhalve tot een bedrag van € 500.000,- als borg jegens [geïntimeerde] verbonden. In de overeenkomst van borgtocht is opgenomen, voor zover van belang:

Artikel 3.

De borgtocht is aangegaan onder de navolgende voorwaarden.

(…)

3.2.

Borgen worden van rechtswege bevrijd van alle uit de borgtocht voortvloeiende verplichtingen zodra Schuldeiser een of meer van zijn zekerheden geheel of gedeeltelijk vrijgeeft.

(…)

3.5.

Voor Borgen onderling is de borgtocht een deelbare schuld, waarvoor zij ieder voor gelijke delen zijn verbonden, zodat Schuldeiser ieder van hen slechts voor zijn aandeel (te weten € 100.000,-) in het geheel zal kunnen aanspreken.

[aandeelhouder X] , [aandeelhouder Y] en hun vennootschappen zijn geen partij in deze procedure omdat [geïntimeerde] met hen een regeling heeft kunnen treffen.

2.4.

Op 19 juni 2016 is de Vennootschap failliet verklaard. De vordering van [geïntimeerde] op Vennootschap uit hoofde van de financieringsovereenkomst bedraagt € 600.000 in hoofdsom.

3 Beoordeling

4 Beslissing