Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5509, 200.149.410 OK

Gerechtshof Amsterdam, 23-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5509, 200.149.410 OK

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 december 2014
Datum publicatie
9 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:5509
Formele relaties
Zaaknummer
200.149.410 OK
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 2 [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 15-11-2025] art. 345, 346, 349a,

Inhoudsindicatie

OK; Enquete; onderzoek bevolen en onmiddellijke voorzieningen getroffen; bestuurder geschorst en benoeming van een tijdelijke bestuurder; belangenvermenging; onvoldoende openheid van zaken; enquetebevoegdheid van erven (beneficiaire aanvaarding) in de nalatenschap van een aandeelhouder. Art. 2:345 lid 1, 346, 349a lid 2, 350 lid 1 BW.

Uitspraak

beschikking

__________________________________________________________________

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

zaaknummers: 200.149.410/01 OK tot en met 200.149.410/04 OK

beschikking van de Ondernemingskamer van 23 december 2014

inzake

I. zaken 200.149.410/01 OK en 200.149.410/02 OK

1 [A],

2. [B],

3. [C],

4. [D],

5. [E],

VERZOEKERS,

advocaten: mr. J. Fleming en mr. B.M. Katan, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,

t e g e n

zaak 200.149.410/01 OK

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MUSEUM VASTGOED GROEP B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

zaak 200.149.410/02 OK

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOSWACHTER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TREDAMER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTERS,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

e n t e g e n

zaken 200.149.410/01 OK en 200.149.410/02 OK

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[F],

gevestigd te [....],

2. [G],

wonend te [....],

BELANGHEBBENDEN,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

zaak 200.149.410/02 OK

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

LAPIDUS HOLDING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MUSEUM VASTGOED GROEP B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

BELANGHEBBENDEN,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

II. zaken 200.149.410/03 OK en 200.149.410/04 OK

Mr. Antonie VAN HEES, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [H], kantoorhoudende en aldus woonplaats hebbende te Amsterdam,

VERZOEKER,

advocaten: mr. J. Fleming en mr. B.M. Katan, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,

t e g e n

zaak 200.149.410/03 OK

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MUSEUM VASTGOED GROEP B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

zaak 200.149.410/04 OK

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOSWACHTER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TREDAMER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTERS,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

e n t e g e n

zaken 200.149.410/03 OK en 200.149.410/04 OK

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[F],

gevestigd te [....],

2. [G],

wonend te [....],

BELANGHEBBENDEN,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,

zaak 200.149.410/04 OK

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

LAPIDUS HOLDING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MUSEUM VASTGOED GROEP B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

BELANGHEBBENDEN,

advocaat: mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Het verloop van het geding

1.1

Partijen worden hierna in alle zaken als volgt aangeduid:

Verzoekers sub I afzonderlijk als respectievelijk [A], [B], [C], [D] en [E], en gezamenlijk ook als de Erven;

Verzoeker sub II als Van Hees;

De Erven en Van Hees gezamenlijk ook als verzoekers;

Museum Vastgoed Groep B.V. als MVG;

Boswachter B.V. als Boswachter;

Tredamer B.V. als Tredamer;

Lapidus Holding B.V. als Lapidus;

[G] als [G];

[F] als [F];

[G] en [F] gezamenlijk ook als [F c.s.].

1.2

De Erven hebben (in de zaak met nummer 200.149.410/01 OK) bij op 22 mei 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd

1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van MVG over het tijdvak vanaf 1 januari 2004 tot de datum van indiening van het verzoekschrift, naar (met name) de onderwerpen genoemd in paragraaf 4 van het verzoekschrift;

2. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding, [F] als bestuurder van MVG te schorsen en een onafhankelijke bestuurder van MVG te benoemen; althans zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geboden acht;

3. MVG te veroordelen in de kosten van het geding.

1.3

De Erven hebben voorts (in de zaak met nummer 200.149.410/02 OK) bij op 24 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd

1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Boswachter en Tredamer over het tijdvak vanaf 1 januari 2004 tot de datum van indiening van het verzoekschrift, naar (met name) de onderwerpen genoemd in paragraaf 4 van het verzoekschrift;

2. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding, [F] als bestuurder van Boswachter en Tredamer te schorsen en een onafhankelijke bestuurder van Boswachter en Tredamer te benoemen;

3. Boswachter en Tredamer te veroordelen in de kosten van het geding.

1.4

Van Hees heeft (in de zaken met nummers 200.149.410/03 OK en /04 OK) bij op 27 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschriften met producties de Ondernemingskamer verzocht overeenkomstig de verzoeken van de Erven als hiervoor in 1.2 en 1.3 weergegeven.

1.5

MVG en [F c.s.]. respectievelijk Boswachter, Tredamer, MVG, Lapidus en [F c.s.]. hebben bij op 26 juni 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, respectievelijk drie op 4 juli 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschriften de Ondernemingskamer verzocht alle verzoekers niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken, althans alle verzoeken af te wijzen, met veroordeling van (steeds) verzoeker(s) in de kosten van de gedingen.

1.6

De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 17 juli 2014. Bij die gelegenheid hebben de advocaten van partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van aan de Ondernemingskamer en de wederpartij(en) overgelegde pleitaantekeningen - wat mr. De Tombe betreft met uitzondering van hetgeen daarin sub 31, 32 en 33 is vermeld - en onder overlegging van op voorhand toegezonden nadere producties, wat mr. Fleming betreft de producties 36 tot en met 61, wat mr. De Tombe betreft de producties 26 tot en met 30.

Het verzoek van mr. Fleming om de door mr. De Tombe overgelegde producties 27 tot en met 30 buiten beschouwing te laten omdat de desbetreffende stukken onvolledig zijn, is - na beraad in raadkamer - door de Ondernemingskamer ter terechtzitting afgewezen omdat het aan de partij zelve is te beslissen welke stukken voor welk(e) gedeelte(n) zij inbrengt. Tevens is - na beraad in raadkamer - ter terechtzitting afgewezen het verzoek van (alle) verweersters en belanghebbenden om de onderhavige zaken met gesloten deuren te behandelen. De Ondernemingskamer heeft daartoe redengevend geacht, enerzijds, dat de minderjarige [E] niet zelf een zodanig verzoek heeft ingediend noch een dergelijk verzoek namens haar is ingediend en, anderzijds, dat de omstandigheid dat het in casu “delicate aangelegenheden” betreft (omdat sprake is van “de ‘besmette’ [H] betrokkenheid”) op zichzelf onvoldoende is om een uitzondering op het beginsel van openbaarheid van de terechtzitting te rechtvaardigen en dat daartoe ook overigens onvoldoende is aangevoerd.

Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.

Mr. De Tombe heeft namens verweersters en belanghebbenden enkele voorwaardelijke zelfstandige tegenverzoeken geformuleerd: dat een eventueel te bevelen onderzoek beperkt dient te blijven, dat Van Hees wordt verboden gebruik te maken van zijn blanco volmacht ten behoeve van de Erven en dat een commissaris wordt benoemd in plaats van schorsing van [F] als bestuurder van MVG, Boswachter en Tredamer. Partijen hebben desgevraagd bevestigd dat de stellingen en producties in de ene zaak over en weer geacht moeten worden ook te zijn opgeworpen respectievelijk overgelegd in de andere zaken.

2 De feiten

2.1

MVG is in 1987 opgericht. Omstreeks 1993 zijn [H] (hierna: [H]) en [G] een, in eerste instantie informeel, samenwerkingsverband aangegaan op het gebied van de exploitatie van onroerende zaken. Vanaf 28 augustus 1997 hielden zij hun gezamenlijke vastgoedbelangen onder meer via MVG als 50/50 houdstervennootschap. [H] en [G] werkten nauw samen; zij waren beiden, ieder voor zich maar ook gezamenlijk, actief in de vastgoedsector.

2.2

MVG is houdster van onder meer (nagenoeg) 100% van de aandelen in Lapidus Monumenten B.V. (hierna: LapMon) en in Pavlun Holding B.V. (hierna: Pavlun) en van 30% van de aandelen in Boswachter en van Tredamer. Boswachter en Tredamer zijn op haar beurt ieder houdster van 50%- en 100%-belangen in diverse andere vennoot-schappen met (klein)dochtervennootschappen.

2.3

[H] hield, evenals (ook thans nog) [G], rechtstreeks 30% van de aandelen in Boswachter en Tredamer. De resterende 10% van de aandelen in die vennootschappen werd en wordt gehouden door Lapidus.

2.4

[G] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van [F]. Hij is tevens enig bestuurder van Lapidus.

2.5

Sinds 1995 is [F] de enig bestuurder van Boswachter en van Tredamer; sinds 1997 is zij eveneens de enig bestuurder van MVG.

2.6

[H] is op 17 mei 2004 overleden. De activiteiten van MVG zijn ook nadien voortgezet.

2.7

De Erven zijn allen kinderen van [H]. [E] is thans nog als enige minderjarig.

2.8

[H] had geen uiterste wilsbeschikking gemaakt. De Erven hebben de nalatenschap in 2004 als erfgenamen bij versterf – ieder voor een gelijk deel – onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard.

2.9

De nalatenschap van [H] kent diverse schuldeisers, onder wie de belangrijkste zijn de Staat der Nederlanden met een (deels betwiste) vordering van circa € 51 miljoen uit hoofde van successierechten en inkomstenbelasting en de Berlin-Hannoversche Hypothekenbank A.G. (hierna: BHH) met een vordering van € 4.805.000. Uitgaande van de juistheid van deze vorderingen bedragen de schulden die op de nalatenschap drukken vermoedelijk meer dan de activa die in de nalatenschap aanwezig zijn.

2.10

Tot de activa van de nalatenschap van [H] behoren (althans behoorden) onder meer de helft van de aandelen in het kapitaal van MVG en de aan [H] toebehorende 30%-belangen in Boswachter en Tredamer (hierna tezamen ook: de [H] Aandelen). De [H] Aandelen vormen veruit het belangrijkste vermogensbestanddeel van de nalatenschap en vertegenwoordigen ook veruit het grootste deel van de totale waarde van de nalatenschap.

2.11

Bij notariële akte van 26 juni 2009 zijn de Erven tot partiële verdeling van de nalatenschap overgegaan en hebben zij de [H] Aandelen verdeeld, zulks per datum van de akte. Blijkens die akte hebben zij ieder 10% van de aandelen in MVG en 6% van de aandelen in Boswachter en in Tredamer verkregen.

2.12

Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2014 is Van Hees, op het verzoek op de voet van artikel 4:203 lid 1 BW van de Erven, de Ontvanger der Belastingen (hierna: de Ontvanger) en het Openbaar Ministerie (hierna: OM) gezamenlijk, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van [H].

2.13

De Erven en Van Hees zijn overeengekomen om ter zake van de [H] Aandelen te handelen alsof deze nog deel uitmaken van de onverdeelde nalatenschap van [H]; de Erven hebben vervolgens Van Hees gevolmachtigd om hen terzake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.

2.14

De Erven zijn al enige jaren in onderhandeling met de Staat en met BHH over een minnelijke afwikkeling van de nalatenschap, waarbij de opbrengst van alle activa inclusief de [H] Aandelen, na betaling van de overige schuldeisers, volgens een bepaalde verdeelsleutel tussen de hiervoor genoemde twee grootste schuldeisers en de Erven zou moeten worden verdeeld, onder volledige kwijting van de Erven.

2.15

Van Hees en enkele kantoorgenoten hebben een onderzoek uitgevoerd naar MVG, Boswachter en Tredamer. Daarbij is een groot aantal vragen gerezen met betrekking tot het door die vennootschappen sinds het overlijden van [H] gevoerde beleid en over de (financiële) toestand en gang van zaken bij de drie vennootschappen. Van Hees heeft zijn vragen verwoord in de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AvA) van MVG van 8 april 2014 en in de algemene vergaderingen van aandeelhouders (hierna: AvA’s) van Boswachter en Tredamer van 13 mei 2014.

2.16

Wat MVG betreft heeft Van Hees die vragen herhaald in zijn brief van 14 april 2014; hij heeft daarbij ook zijn bezwaren tegen het door de vennootschap gevoerde beleid kenbaar gemaakt. Het gaat, kort gezegd, om de volgende punten:

-

i) er is de afgelopen 10 jaar geen dividend uitgekeerd terwijl de financiële positie van MVG daarvoor voldoende was;

-

ii) de gelden die in de afgelopen 10 jaar naar de Erven zijn gevloeid, zijn leningen geweest in plaats van dividend;

-

iii) een deposito van MVG bij de bank Hauck & Aufhäuser van € 8,3 miljoen is op naam gezet van Lapidus;

-

iv) MVG heeft een schuld aan Lapidus ad € 2,6 miljoen ter zake waarvan een hogere rente is verschuldigd dan de rente die MVG van Lapidus ontvangt op het overgeboekte deposito;

-

v) de voorgenomen investering in een Center Parcs complex in Duitsland is niet in het belang van de Erven;

-

vi) het rendement van MVG is (gelet op het eigen vermogen) te laag en haar bedrijfskosten zijn te hoog;

-

vii) MVG heeft op haar vastgoed een recht van eerste hypotheek gevestigd ten behoeve van HSH Nordbank A.G. (ten bedrage van ruim € 69 miljoen) en van bank Sarasin A.G. (ten bedrage van € 7,5 miljoen) terwijl MVG geen schulden heeft aan deze banken;

-

viii) MVG heeft aan Reibo B.V. (hierna: Reibo) en aan Weteringschans Amsterdam B.V. (hierna: WABV) leningen verstrekt van € 3,5 miljoen respectievelijk € 1,3 miljoen zonder dat deze vennootschappen enigerlei zekerheid hebben verstrekt;

-

ix) ten onrechte worden de Erven niet bij de governance van MVG betrokken.

Daarnaast is door Van Hees informatie opgevraagd, onder meer omtrent een strafrechtelijk en fiscaalrechtelijk onderzoek naar MVG in verband met de zogeheten transactie Go Planet en omtrent de beleggingen (vastgoedobjecten) van MVG. Voorts is door Van Hees verzocht om kopieën van managementovereenkomsten gesloten door MVG (waaronder die met [F]) en van de notulen van de AvA’s van MVG en van Boswachter en Tredamer over de jaren 2004 tot en met 2009.

2.17

De tegen het beleid van Boswachter en Tredamer bestaande bezwaren heeft Van Hees herhaald en kenbaar gemaakt bij brieven van 16 en 21 mei 2014. Het betreft dezelfde beleidspunten als hiervoor betreffende MVG vermeld.

2.18

MVG, Boswachter en Tredamer hebben bij brieven van haar advocaat van 7 mei 2014 respectievelijk 22 mei 2014 daarop in hoofdzaak als volgt gereageerd.

Bezwaar (i)

Conform bestendig dividendbeleid en statutaire doelstelling zijn winsten van MVG steeds, met medeweten en goedvinden van de Erven, gereserveerd voor investeringen en herinvesteringen. Dit beleid sluit tevens aan bij het (fiscale) belang van [G]. Voor de toekomst dienen de Erven te kennen te geven hoe zij hun gerechtvaardigde belangen concreet gerealiseerd zouden wensen te zien, “daarbij rekening houdend met het vennootschappelijk belang en de gerechtvaardigde belangen van de andere aandeelhouder”.

Bezwaar (ii)

De leningen zijn in overleg met de adviseurs van de Erven aan hen verstrekt, om hen financieel te helpen.

Bezwaar (iii)

De tenaamstelling van het deposito is gedaan in het belang van de continuïteit van MVG en haar onderneming. De mutatie is in de jaarrekening 2012 vermeld en voor een ieder transparant. Indien nodig in verband met de betaling van (belasting-) schulden zal het deposito weer ten name van MVG worden gesteld.

Bezwaar (iv)

Aan de toezegging, om de schuld van MVG aan Lapidus met terugwerkende kracht te verrekenen met de vordering van MVG op Lapidus uit hoofde van het overgeboekte deposito en om de door MVG betaalde rente terug te storten, is gevolg gegeven.

Bezwaar (v)

Het bepalen van de strategie van de vennootschap, alsmede het uitstippelen en uitvoeren van beleid behoort tot de taak van het bestuur. De investering in Duitsland is reeds in een ver gevorderd stadium. Het is niet aan de aandeelhouders (de Erven) om het beleid van MVG te bepalen.

Bezwaar (vi)

Kostenreductie heeft de volle aandacht van het bestuur van MVG.

Bezwaar (vii)

De desbetreffende hypotheekrechten zijn reeds lang geleden gevestigd in verband met de ten gevolge van het overlijden van [H] noodzakelijke herfinanciering van MVG. Sindsdien loopt de financiering van MVG via Lapidus. Banken zijn nog steeds afhoudend om MVG rechtstreeks te financieren gezien de betrokkenheid van de Erven bij MVG. De aandeelhouders hebben nooit eerder bezwaar gemaakt tegen het vestigen van deze hypotheken. De hypotheekrechten zullen niet worden doorgehaald. Nu het gaat om leningen aan derden staat het MVG niet vrij de Erven/Van Hees inzage te geven in de kredietdocumentatie.

Bezwaar (viii)

Het gaat om een lening van MVG aan WABV ad € 1,3 miljoen tegen 5% rente en een lening van LapMon aan Reibo ad € 3,5 miljoen tegen 5,25% rente. De jaarrekening 2012 van MVG vermeldt inzake beide leningen dat, op eerste verzoek van de leninggever, de leningnemer een hypotheekrecht dient te verlenen op “in eigendom zijnde onroerende zaken”. Voor de door MVG en LapMon verstrekte leningen zullen op korte termijn de gevraagde zekerheden worden gevestigd.

Bezwaar (ix)

In 2007 heeft een aantal van de Erven gesteld het wenselijk te vinden dat zij bij de gang van zaken rondom MVG worden betrokken. Het is onjuist dat [G] de benoeming van een tweede bestuurder of het instellen van een raad van commissarissen heeft tegengehouden. Over het voorstel van de desbetreffende Erven is in de AvA van 9 november 2007 door de aandeelhouders van gedachten gewisseld. [G] stelde aldaar:

“Ik geloof dat mijn belang als directeur en mijn belang als aandeelhouder geschaad wordt als uit de kring van [H] vertegenwoordigers komen in de vorm van een raad van commissarissen of een tweede directeur. Ik geloof dat dat de vennootschap geen goed doet en ik denk ook dat wij dan problemen krijgen met Coopers & Lybrand die haar opdracht neerlegt. Ik denk [dat] Ernst & Young hetzelfde zal doen.”

Dit argument, dat nu nog steeds geldt, was voor die Erven voldoende om niet meer terug te komen op de governance structuur van MVG. De Erven zijn steeds adequaat geïnformeerd met betrekking tot het reilen en zeilen van de onderneming, behoudens vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie. Nimmer is op dit punt geklaagd.

Met betrekking tot de door van Hees gevraagde informatie schrijft het bestuur van MVG er rekening mee te moeten houden dat aan Van Hees verstrekte informatie over MVG en haar onderneming niet “het zuiver belang van de erven als aandeelhouders van MVG dient”, maar (mede) dient ten behoeve van derden die via Van Hees bij de afwikkeling van de nalatenschap van [H] zijn betrokken. Daarom is het gerechtvaardigd dat het bestuur van MVG uitsluitend bepaalde informatie ten kantore ter inzage zal geven en dat voordien een geheimhoudingsovereenkomst moet worden getekend. Ook zal geen andere informatie (beantwoording van vragen, toezending van stukken, terinzagelegging) worden verstrekt dan waartoe aandeelhouders van MVG ter AvA gerechtigd zijn. Wat de verzochte informatie betreft, zal het bestuur van MVG die deels aan Van Hees zenden en kan Van Hees die voor het overige ten kantore van MVG komen inzien.

2.19

In zijn hiervoor genoemde bezwarenbrief betreffende Boswachter en Tredamer van 21 mei 2014 heeft Van Hees omtrent de verzochte geheimhoudingsovereenkomst geschreven dat hij bereid is af te spreken de bedoelde gegevens niet publiek te zullen maken, maar dat hij wel de vrijheid nodig heeft om ze te kunnen gebruiken om de belangen van de Erven in de betrokken vennootschappen te behartigen. Indien die informatie niet kan worden gebruikt, wordt daarmee elke zin aan die inzage ontnomen, aldus Van Hees.

2.20

In antwoord op (onder meer) dit laatste onderwerp heeft mr. De Tombe namens verweersters bij brief van 22 mei 2014 aan Van Hees doen weten dat geen enkele belemmering bestaat om Van Hees inzage in stukken te geven indien hij optreedt als gevolmachtigde van de Erven, “tenzij het, naar de beoordeling van het bestuur van de vennootschappen, vertrouwelijke informatie betreft”. Daarbij dient Van Hees “dan wel toe te zeggen dat [hij] deze informatie niet, direct of indirect, verstrekt aan schuldeisers van de nalatenschap” van [H]. Indien en voor zover informatie omtrent de vennootschappen niet van doen heeft met de door Van Hees geuite bezwaren tegen het beleid van de vennootschappen, maar volgens Van Hees van belang is voor de waardebepaling van de [H] Aandelen, dan zal die informatie uitsluitend worden verstrekt op basis van een solide geheimhoudingsovereenkomst, aldus mr. De Tombe.

3 De gronden van de beslissing

4 De beslissing