Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3025, 12/00502

Gerechtshof Amsterdam, 15-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3025, 12/00502

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 mei 2014
Datum publicatie
30 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:3025
Zaaknummer
12/00502
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Precariobelasting. het Hebben van voorwerpen op een bouwterrein waarop onder meer het gemeentehuis wordt gerealiseerd. Het bouwterrein is een voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Geen sprake van een verplicht toestaan van gebruik. Wel vrijstelling van precariobelasting op basis van de Verordening voor zover de bouwkosten van een bouwproject (uiteindelijk) voor rekening komen van de gemeente (en het desbetreffende gedeelte door de gemeente zal worden gebruikt, tot welk gebruik ook verhuur aan een derde behoort). De aanslag wordt verminderd.

Uitspraak

kenmerk 12/00502

15 mei 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Beverwijk,

de heffingsambtenaar,

en het incidenteel hoger beroep van

[x] B.V. te [Z], als rechtsopvolger onder algemene titel van [Y] B.V., belanghebbende,

gemachtigde: mr. M. van Harten (Van der Feltz advocaten) te Den Haag,

tegen de uitspraak van 29 mei 2012 in de zaak met kenmerk AWB 11/5064 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank)

in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2011 aan belanghebbende een aanslag precariobelasting voor het jaar 2011 opgelegd ten bedrage van € [a].

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2011 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 29 mei 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen deze uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd, en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en het door haar betaalde griffierecht.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 juli 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingediend. Van de heffingsambtenaar is een verweerschrift tegen het incidenteel hoger beroep ontvangen.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Bij brief van 8 april 2014 heeft het Hof aan partijen enige voorlopige oordelen meegedeeld en hen om inlichtingen verzocht. Mede namens belanghebbende heeft de heffingsambtenaar hierop gereageerd bij brief van 23 april 2014. In die brief hebben partijen uitdrukkelijk afstand gedaan van het recht op een nadere zitting en het Hof gevraagd uitspraak te doen.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:

“2.1. Eiseres heeft als aannemer een bouwwerk gerealiseerd dat enerzijds bestaat uit het nieuwe stadhuis voor de gemeente Beverwijk en anderzijds uit een kantoorpand dat direct aansluit op het nieuwe stadhuis. Ongeveer 80% van het BVO van het bouwwerk (het stadhuis en een deel van het kantoorpand) is voor rekening van de gemeente Beverwijk gebouwd en wordt sinds de oplevering door haar gebruikt. Het resterende deel van het kantoorpand is gebouwd voor rekening van [A] en na oplevering ook in gebruik genomen door [A].

2.2.

Ten behoeve van de realisatie van het bouwwerk is een terrein dat in ieder geval grotendeels eigendom van de gemeente Beverwijk is, als bouwterrein afgehekt. Eiseres heeft op dit bouwterrein bouwketen, bouwmaterialen en werktuigen aanwezig gehad. Op grond daarvan is aan haar de hiervoor onder 1.1 genoemde aanslag opgelegd.”

2.2.

Partijen hebben tegen deze feitenvaststelling geen bezwaar gemaakt, behoudens dat de heffingsambtenaar – onbetwist – heeft aangevoerd dat een gedeelte van ongeveer 20% van het aan de gemeente opgeleverde bouwdeel bestemd was voor verhuur aan [B] doch sinds de oplevering heeft leeggestaan. Het Hof gaat uit van de aldus vastgestelde feiten en voegt daaraan het volgende toe.

2.3.1.

Het nieuwe stadhuisgebouw is tot stand gekomen op basis van een op 21 september 2006 gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Beverwijk en [C B.V.](hierna: [C B.V.]). In deze samenwerkingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“De gemeente Beverwijk is voornemens om op de stationslocatie te Beverwijk een nieuw Stadhuis te realiseren. De locatie die hiervoor in aanmerking komt is in eigendom van [C B.V.]. De Gemeente zal de grond van [C B.V.] kopen. [C B.V.] zal optreden als projectontwikkelaar van het nieuwe Stadhuis en verkoopt de opstallen na realisatie aan de gemeente.

(…)

[C B.V.] is als projectontwikkelaar verantwoordelijk voor de kosten, organisatie, planning, informatie en kwaliteit van het project binnen de afgesproken randvoorwaarden. De gemeente Beverwijk is opdrachtgever van [C B.V.]. [C B.V.] zal als opdrachtgever optreden richting overige partijen die bij het bouwproces worden betrokken.

(…)

Partijen zijn een vaste koopsom overeengekomen, uitgaande van een vast taakstellend budget voor de bouwkosten.

(…)

Partijen gaan een inspanningsverplichting aan om (…) te komen tot een realisatieovereenkomst (…) De in deze samenwerkingsovereenkomst vastgelegde uitgangspunten zullen worden overgenomen en waar nodig uitgewerkt in de te sluiten realisatieovereenkomst.”

2.3.2.

De op 23 mei 2008 ondertekende ‘Realisatie-/koopovereenkomst Stadhuis’ (hierna: realisatieovereenkomst) is gesloten tussen de gemeente als ‘Koper’ en [D B.V.] (hierna: [D B.V.]) als ‘Verkoper’. [D B.V.] is een dochtermaatschappij van [C B.V.] die voor het onderhavige project in de plaats van [C B.V.] is getreden. In de realisatieovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“Artikel 11. Publiekrechtelijke medewerking

1.

Verkoper zal alle voor opzet en uitvoering van het Werk benodigde vergunningen en/of ontheffingen dan wel andere vormen van Publiekrechtelijke medewerking aanvragen, zulks in overleg met Koper.

2.

De leges voor het verkrijgen van de benodigde Vergunningen zijn voor rekening van Verkoper. De bouwleges maken onderdeel uit van de Koopsom.

(…)

Artikel 12. Privaatrechtelijke medewerking

1.

Koper en Verkoper dienen zich in te spannen tijdig alle voor het Project vereiste Privaatrechtelijke medewerking te verkrijgen.

Artikel 13.Bouwrijp maken Grond en Bodemgesteldheid

1.

Koper zal de Grond ten behoeve van de realisatie van het Project en derhalve het Werk voor eigen rekening en risico Bouwrijp maken en tijdig (conform de planning) Bouwrijp aan Verkoper ter beschikking stellen.

(…)

Artikel 20. Verzekering

1.

Tot en met de dag van Oplevering aan Koper is het Werk voor risico van Verkoper.

(…)”

2.3.3. “

Het Project” is in de realisatieovereenkomst gedefinieerd als

“alle werkzaamheden, leveringen en diensten benodigd om tot de realisatie en oplevering (…) van het Werk alsmede het kantoor ten behoeve van de [A] te komen”, waarbij “het Werk” is gedefinieerd als “het door of namens Verkoper (…) te ontwikkelen en te realiseren en door Verkoper aan Koper te verkopen kantoor (…)”.

“De Grond” is in de realisatieovereenkomst gedefinieerd als “Het perceel grond met daarop het door Verkoper te realiseren Project (…) welke door [C B.V.] B.V. in erfpacht is uitgegeven aan de gemeente Beverwijk (…)”. Onder “Bouwrijp” (maken) wordt blijkens de desbetreffende definitiebepaling mede verstaan “aanleg (in het openbaar gebied) van bouwwegen” en de “Privaatrechtelijke medewerking” is er blijkens de desbetreffende definitiebepaling op gericht dat er “geen beletselen van privaatrechtelijke aard meer bestaan om het Werk te kunnen realiseren”.

2.3.4.

Op 3 juni 2008 is een “Realisatie-/koopovereenkomst kantoor” gesloten tussen [D B.V.] als ‘Verkoper’ en [A] als ‘Koper’.

2.3.5.

Het gedeelte van het in onderdeel 2.2 van de uitspraak van de rechtbank vermelde bouwterrein dat in eigendom was van de gemeente, fungeerde voor en na het gebruik als bouwterrein als openbare weg (met groenstroken) en had de bestemming ‘openbare weg’ en ‘openbaar groen’. De gemeente heeft vergunning verleend om tijdens de bouw van die bestemming af te wijken.

2.3.6.

De van belanghebbende geheven precariobelasting is niet als zodanig doorberekend in de met de gemeente respectievelijk de [A] overeengekomen koop-/aanneemsom.

2.3.7.

In een brief van B & W van de gemeente Beverwijk aan [D B.V.] van 11 november 2010 is onder meer het volgende vermeld:

“Geachte heer (….)

Op 15 oktober 2010 heeft u met de heer [E] van de gemeente Beverwijk telefonisch en e-mail contact gehad over de te betalen precariobelasting nieuwbouw Stadskantoor (…) De heer [E] heeft u een voorstel gedaan om de precariobelasting voor de bouwplaats in een huurovereenkomst te laten vallen, in plaats van de belastingaanslag precario. [Belanghebbende] bouwt het stadskantoor (…) en heeft (…) gemeentegrond in gebruik als keten en opslag en werkterrein. De oppervlakte die in gebruik is genomen (…) valt onder de precariobelasting voor gebruik gemeente grond. (…) Tot op heden mochten wij niets van u vernemen. Wij gaan er dan ook vanuit dat u geen huurovereenkomst wenst voor het gebruik van openbaar gemeentegrond, zodat er precariobelasting ad € [b] verschuldigd is (…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals voor de rechtbank is in geschil of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en de processen-verbaal van de zittingen in eerste aanleg en in hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing