Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4829, 200.119.608-01

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4829, 200.119.608-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 december 2013
Datum publicatie
2 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:4829
Zaaknummer
200.119.608-01

Inhoudsindicatie

Verhouding kort geding vs bodemprocedure. Toepasselijkheid HR 7 januari 2011, NJ 2011/304.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II

zaaknummer: 200.119.608/01 KG

zaaknummer rechtbank: 196842 / KG ZA 12-495 (Haarlem)

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 december 2013

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BUSINESS FINANCIAL SERVICES B.V.,

handelend onder de naam Hyundai Dealer Finance,

gevestigd te Zeist,

appellante,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde],

wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],

geïntimeerde,

advocaat: mr. J.P. Groen te Alkmaar.

Partijen worden hierna BFS en [geïntimeerde] genoemd.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 30 juli 2013 verwijst het hof naar dat arrest.

BFS heeft een akte met een productie genomen, waarop [geïntimeerde] bij antwoordakte heeft gereageerd.

Ten slotte is wederom arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2 De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.

Bij tussenarrest van 30 juli 2013 heeft het hof BFS in de gelegenheid gesteld een akte te nemen om zich uit te laten over de bij memorie van antwoord (onder 39) door [geïntimeerde] geponeerde stelling dat BFS bij dagvaarding van 19 oktober 2012 tevens een bodemprocedure (voor de kantonrechter te Zaandam) tegen hem heeft geëntameerd, dat hij in die procedure op 4 april 2013 van dupliek zal moeten dienen en dat de bodemrechter mogelijkerwijs eerder een eindvonnis zal hebben gewezen dan dit hof (in kort geding) arrest wijst in de onderhavige zaak. Daarbij heeft het hof BFS verzocht om, als inmiddels in de bodemzaak vonnis is gewezen, dat vonnis bij de door haar te nemen akte in het geding te brengen.

2.2

Bij akte van 27 augustus 2013 heeft BFS het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sector kanton, locatie Zaandam (verder: de kantonrechter) van 11 juli 2013, onder zaaknummer/rolnummer 580409 CV EXPL 12-8657 gewezen tussen BFS als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde, in het geding gebracht. Bij dit eindvonnis in de bodemzaak tussen partijen zijn de vorderingen van BFS integraal afgewezen.

2.3.

De rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen (vgl. HR 7 januari 2011, NJ 2011/304).

2.4.

Het onder 2.3 geformuleerde uitgangspunt brengt mee dat het hof, dat in de onderhavige zaak in kort geding recht doet, gebonden is aan de (in het geding gebrachte) beslissing van de rechter in de bodemzaak. BFS heeft niet, laat staan gemotiveerd, gesteld dat zich te dezen een op dit uitgangspunt te maken uitzondering voordoet. Dit betekent dat het hof, evenals de voorzieningenrechter, de vorderingen van BFS dient af te wijzen.

2.5.

De slotsom luidt dat het hoger beroep faalt en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. BFS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

3 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

verwijst BFS in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [geïntimeerde] gevallen, op € 299,= aan verschotten en € 1.341,= aan salaris advocaat;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2013 door de rolraadsheer.