Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2002, AE6614, 01/02447

Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2002, AE6614, 01/02447

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juli 2002
Datum publicatie
20 augustus 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE6614
Zaaknummer
01/02447

Inhoudsindicatie

Verweerder de uitspraak op het bezwaar onjuist gemotiveerd. Voorts heeft verweerder, zonder dat sprake is van bijzondere omstandigheden, pas na een termijn van ruim 15 maanden uitspraak op bezwaar gedaan. Daarom gelast het Hof de gemeente het betaalde griffierecht te vergoeden aan belanghebbende

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de directeur Gemeentebelastingen te Amsterdam, hierna verweerder, gedagtekend 18 juli 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelasting (eigenarenbelasting) inzake de onroerende zaken a-straat 191 H en 191-2, te B, voor het jaar 1999.

Het beroep is behandeld ter zitting van 16 juli 2002. Hoewel belanghebbende op wettelijk voorgeschreven wijze voor de zitting is uitgenodigd, is Belanghebbende niet verschenen.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast de gemeente Amsterdam het gestorte griffierecht ad € 27,23 (ƒ 60) aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1.1. Belanghebbende was op 1 januari 1999 eigenaar van de onroerende zaken aan de a-straat 191 H en a-straat 191-2, beiden te B (hierna: de Woningen). Terzake van de Woningen zijn aan belanghebbende met dagtekening 31 maart 2000 aanslagen onroerende-zaakbelasting over het jaar 1999 (hierna: de aanslagen) opgelegd. Belanghebbende heeft op 13 april 2000 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt, onder verwijzing naar een uitspraak van Hof Amsterdam van 27 maart 1998 (nr. 96/3763).

1.2. Verweerder heeft de aanslagen bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. De motivering van verweerder luidde - samenvattend - dat hij verwachtte dat de Hoge Raad de voornoemde uitspraak zou vernietigen. Op 25 juli 2001 is belanghebbende tegen de uitspraak in beroep gekomen.

2. Tussen partijen is in geschil de hoogte van de aanslagen.

3. Belanghebbende stelt - kort en zakelijk weergegeven - dat de waarden van de Woningen lager zijn ten gevolge van de overlast van overkomend vliegverkeer, zodat de aanslagen met 10% moeten worden verlaagd. Belanghebbende verwijst daarbij naar de uitspraak van Hof Amsterdam van 27 maart 1998 (nr. 96/3763) waarin dit in een vergelijkbare situatie zou zijn beslist. Verweerder heeft gesteld dat de Hoge Raad de door belanghebbende aangehaalde uitspraak van Hof Amsterdam reeds op 3 maart 1999 heeft vernietigd en dat de waarden van de Woningen alleen via een bezwaarprocedure tegen de WOZ-beschikkingen kunnen worden verlaagd. Verweerder heeft tevens aangegeven dat, doordat ten onrechte in de uitspraak niet de twee voornoemde argumenten maar een "verkeerde" tekst is gehanteerd, belanghebbende "door Gemeentebelastingen Amsterdam geheel op het verkeerde been" is gezet, alsmede dat "de uitspraak op het bezwaar van belanghebbende erg lang op zich liet wachten".

4.1. Het Hof overweegt naar aanleiding van het voorgaande het volgende. Op grond van artikel 220c Gemeentewet is de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde (hierna: de WOZ-waarde). Dit betekent dat voor de grondslag van de onroerende-zaakbelasting uitgegaan wordt van de WOZ-waarde. Indien een belanghebbende niet akkoord is met een vastgestelde waarde, kan hij of zij binnen de wettelijke termijn bezwaar maken tegen de beschikking waarin de WOZ-waarde is vastgesteld. Zodra de bezwaartermijn is verstreken, staat de waarde in principe onherroepelijk vast.

4.2. In de onderhavige situatie betekent het voorgaande dat verweerder de WOZ-waarden van de Woningen terecht als heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelasting heeft genomen. Belanghebbendes stelling dat de WOZ-waarden te hoog zijn vastgesteld, kan niet tot vermindering van de aanslagen leiden. Belanghebbende heeft geen andere stellingen aangedragen op grond waarvan de aanslagen te hoog zouden zijn. Het Hof oordeelt derhalve dat de aanslagen juist zijn vastgesteld.

4.3. Zoals aangegeven onder 3, heeft verweerder de uitspraak op het bezwaar onjuist gemotiveerd. Voorts heeft verweerder, zonder dat sprake is van bijzondere omstandigheden, pas na een termijn van ruim 15 maanden uitspraak op bezwaar gedaan. Daarom gelast het Hof de gemeente Amsterdam het betaalde griffierecht te vergoeden aan belanghebbende.

De uitspraak is gedaan op 30 juli 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.