Home

Centrale Raad van Beroep, 06-09-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2019, 19/5367 PW

Centrale Raad van Beroep, 06-09-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2019, 19/5367 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 september 2022
Datum publicatie
27 september 2022
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:2019
Zaaknummer
19/5367 PW

Inhoudsindicatie

Aanvraag bijzondere bijstand voor kosten beheer pgb terecht afgewezen.

Appellante heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij was aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. De beroepsgrond dat de vrije keuze voor zorg in de vorm van een pgb in feite wordt verhinderd omdat de kosten van beheer van een pgb voor haar rekening komen, slaagt niet.

Uitspraak

19 5367 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 november 2019, 19/1550 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)

Datum uitspraak: 6 september 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.D. van Tellingen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Naar aanleiding van vragen van de Raad hebben partijen nadere stukken ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2022. Namens appellante is verschenen mr. Van Tellingen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.P. Ligthart.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.2.

Appellante woonde eerst bij [organisatie jeugdzorg] Jeugdzorg ( [organisatie jeugdzorg] ) in [plaats] . De door [organisatie jeugdzorg] verleende zorg betrof zorg in natura (ZIN). Op 3 februari 2018 is appellante verhuisd naar een woonvorm van [organisatie 1] in [plaats] . Hierna is zij op 16 augustus 2018 verhuisd naar een woonvorm van [organisatie 1] in [woonplaats] . De door [organisatie 1] verleende zorg wordt bekostigd uit een persoonsgebonden budget (pgb). Dit pgb is op 8 maart 2018 aan appellante toegekend. Op 4 januari 2019 is appellante verhuisd naar [organisatie 2] in [plaats] . Daar ontvangt appellante weer ZIN.

1.3.

Op 28 september 2018 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van beheer van haar pgb tot een bedrag van € 589,15.

1.4.

Bij besluit van 13 november 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 maart 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten van beheer van het pgb niet zijn aan te merken als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de PW. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij is aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. Indien zij had gekozen voor ZIN dan hadden deze kosten kunnen worden vermeden.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, onder verwijzing naar de uitspraken van 21 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1654 en 19 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1123, overwogen dat slechts sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor de kosten van beheer als de betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij is aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. Als sprake is van een vrije keuze tussen zorg in de vorm van een pgb en ZIN, dan kunnen de gevolgen van die keuze niet worden afgewenteld op de bijstand. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand terecht afgewezen omdat appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in 2018 was aangewezen op zorgverlening door [organisatie 1] en daarmee op zorg in de vorm van een pgb. Haar enkele stelling dat zij op korte termijn geen passende woonruimte kon vinden op basis van ZIN is daartoe onvoldoende. Zij heeft niet gemotiveerd en onderbouwd dat het voor haar onmiddellijk noodzakelijk was om passende woonruimte te vinden.

3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

4.2.

Niet in geschil is dat de kosten zich voordoen. In geschil is alleen of de kosten noodzakelijk zijn.

4.3.

Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag.

4.4.

Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen andere keuze had dan op korte termijn te verhuizen naar [organisatie 1] , waardoor zij was aangewezen op zorg in de vorm van een pgb.

4.5.

Deze grond slaagt niet. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij was aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. Appellante heeft wisselend verklaard over de reden waarom zij niet langer bij [organisatie jeugdzorg] kon blijven en dat een verhuizing naar [organisatie 1] de enige oplossing was. Bij brief van 10 mei 2021 heeft de Raad appellante in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader te onderbouwen. Ook met de door appellante naar aanleiding hiervan ingezonden reactie van haar huidige bewindvoerder heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij was aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. Appellante heeft in haar reactie immers onvoldoende duidelijk gemaakt welke concrete pogingen zij heeft ondernomen om aansluitend op haar verblijf bij [organisatie jeugdzorg] zorg in de vorm van ZIN te verkrijgen bij andere instellingen en wat daarvan de resultaten zijn geweest.

4.6.

Appellante heeft zich, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646, op het standpunt gesteld dat de vrije keuze voor zorg in de vorm van een pgb in feite wordt verhinderd omdat de kosten van beheer van een pgb voor haar rekening komen.

4.7.

Deze grond slaagt niet. In het onder 4.6 genoemde arrest heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de uitleg van artikel 13, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet en geoordeeld dat de zorgverzekeraar bij een keuze van een verzekerde voor een naturapolis, gelet op de hoogte van de vergoeding, geen feitelijke hinderpaal mag opwerpen voor wat betreft vrije artsenkeuze. Deze situatie doet zich hier niet voor. In de eerste plaats gaat het in dit geval namelijk niet om een vergoeding voor zorgkosten, maar om het al dan niet toekennen van bijzondere bijstand in verband met de kosten voor beheer van het pgb, waaruit die zorgkosten kunnen worden bestreden. Verder is niet in geding dat de kosten van de zorg die appellante bij [organisatie 1] ontving uit haar pgb zijn betaald. De kosten van beheer van het pgb zijn door appellante uit haar inkomen voldaan. De hoogte hiervan heeft dus niet in de weg gestaan aan de keuzevrijheid van appellante voor zorg in de vorm van ZIN dan wel zorg in de vorm van een pgb. Om deze reden treft ook de stelling van appellante dat het bestreden besluit leidt tot schending van artikel 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, geen doel.

4.8.

Uit 4.1 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en M.F. Wagner en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2022.

(getekend) A.J. Schaap

(getekend) A.F. Hulskes