Home

Centrale Raad van Beroep, 09-06-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1431, 19/2282 WMO-W

Centrale Raad van Beroep, 09-06-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1431, 19/2282 WMO-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 juni 2021
Datum publicatie
17 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2021:1431
Zaaknummer
19/2282 WMO-W

Inhoudsindicatie

Voorop wordt gesteld dat de brief van 28 december 2020 geen betrekking heeft op de hier in het geding zijnde hoger beroepen. De brief heeft dus ook geen betrekking op het handelen van de behandelend rechter. Daarnaast heeft verzoeker door kort voor de zitting op voorhand een verzoek om wraking van de behandelend rechter in te dienen, zonder eerst een reactie op zijn bij dezelfde brief ingediende verzoek om uitstel af te wachten, evident blijk gegeven van misbruik van het wrakingsmiddel. Het wrakingsmiddel is niet bedoeld om de behandeling ter zitting van de hoger beroepen op een geplande zittingsdag te verhinderen. Het had op zijn weg gelegen om de reactie van de behandeld rechter op zijn verzoek om uitstel af te wachten en niet direct al een verzoek om wraking in te dienen. Van belang is voorts dat verzoeker in andere hoger beroepen die hij heeft ingesteld een vergelijkbaar wrakingsverzoek heeft ingediend, dat eveneens buiten behandeling is gesteld en waarin ook is vastgesteld dat hij misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Verwezen wordt naar de beslissing van de Raad van 20 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:114. Het verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen. Een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze hoger beroepen wordt niet in behandeling genomen.

Uitspraak

19/2282 WMO-W, 19/2286 t/m 19/2300 WMO-W, 19/4006 WMO-W

Datum beslissing: 9 juni 2021

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 april 2019, nrs. 18/2033, 18/2035, 18/2038, 18/2040, 18/2041, 18/2148, 18/3223, 18/3519, 18/3638, 18/3639, 18/3642, 18/3850, 18/4018, 18/4675, 18/5443 en 18/6634 en tegen de uitspraak van 11 april 2019, nr. 18/2925.

Bij brief van 19 mei 2021 heeft de Raad verzoeker geïnformeerd dat zijn hoger beroepen op 11 juni 2021 ter zitting zullen worden behandeld en is hij opgeroepen daarbij aanwezig te zijn.

Verzoeker heeft bij brief van 7 juni 2021, door de Raad ontvangen op 9 juni 2021, verzocht om wraking van mr. J.P.A. Boersma (behandelend rechter).

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.

2.1.

Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b. van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013, Stcrt. 2019, 32568, (Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college.

2.2.

Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wrakingsregeling bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.

3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking van de behandelend rechter ten grondslag gelegd dat het fysiek deelnemen aan de zitting voor hem niet mogelijk is, in verband met het gevaar voor coronabesmetting. Hij heeft daarom tegelijkertijd met zijn verzoek om wraking om uitstel van de behandeling verzocht. De gewraakte rechter wenst volgens verzoeker zijn leven, rechten en veiligheid in gevaar te brengen, zodat hij zich genoodzaakt ziet een wrakingsverzoek in te dienen. Daarnaast heeft verzoeker erop gewezen dat de behandelend rechter op zijn verzoek bij brief van 28 december 2020 om informatie niet heeft gereageerd, maar dat de behandelend rechter wel op vragen van het CAK heeft gereageerd. Verder zou de behandelend rechter verzoeker verhinderen zijn belangen te verdedigen door een groot aantal zaken tegelijkertijd te behandelen.

4. Voorop wordt gesteld dat de brief van 28 december 2020 geen betrekking heeft op de hier in het geding zijnde hoger beroepen. De brief heeft dus ook geen betrekking op het handelen van de behandelend rechter. Daarnaast heeft verzoeker door kort voor de zitting op voorhand een verzoek om wraking van de behandelend rechter in te dienen, zonder eerst een reactie op zijn bij dezelfde brief ingediende verzoek om uitstel af te wachten, evident blijk gegeven van misbruik van het wrakingsmiddel. Het wrakingsmiddel is niet bedoeld om de behandeling ter zitting van de hoger beroepen op een geplande zittingsdag te verhinderen. Het had op zijn weg gelegen om de reactie van de behandeld rechter op zijn verzoek om uitstel af te wachten en niet direct al een verzoek om wraking in te dienen. Van belang is voorts dat verzoeker in andere hoger beroepen die hij heeft ingesteld een vergelijkbaar wrakingsverzoek heeft ingediend, dat eveneens buiten behandeling is gesteld en waarin ook is vastgesteld dat hij misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Verwezen wordt naar de beslissing van de Raad van 20 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:114. Het verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.

5. Gelet op wat onder 4 is overwogen bestaat tevens aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;

- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de hoger beroepen met de registratienummers 19/2282 WMO-W, 19/2286 t/m 19/2300 WMO-W, 19/4006 WMO-W niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gegeven door T. Dompeling als voorzitter en E.W. Akkerman en G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021.

(getekend) T. Dompeling

(getekend) P.W.J. Hospel