Home

Centrale Raad van Beroep, 31-12-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3482, 18/6253 WAJONG

Centrale Raad van Beroep, 31-12-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3482, 18/6253 WAJONG

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
4 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2020:3482
Zaaknummer
18/6253 WAJONG

Inhoudsindicatie

Hoogte Wajong-uitkering terecht verlaagd naar 70% van de grondslag. Geen aanleiding voor twijfel aan de door de verzekeringsarts in de FML vastgestelde medische beperkingen voor betrokkene. Zorgvuldig medisch onderzoek. Betrokkene beschikt over arbeidsvermogen als bedoeld in artikel 1a van het Schattingsbesluit, zodat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de in artikel 2:45 van de Wajong gestelde voorwaarde dat sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. . Betrokkene valt niet onder het overgangsrecht. Zij deed haar verzoek om herbeoordeling op 30 maart 2016, derhalve na het moment, genoemd in artikel 8:10c van de Wajong.

Uitspraak

18/6253 WAJONG en 18/6279 WAJONG

Datum uitspraak: 31 december 2020

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2018, 17/5126 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat, hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is bij de Raad geregistreerd onder nummer 18/6253 Wajong. Het Uwv heeft eveneens hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is bij de Raad geregistreerd onder nummer 18/6279 Wajong.

Het Uwv heeft in de zaak 18/6253 een verweerschrift ingediend. Namens betrokkene heeft mr. Voets in de zaak 18/6279 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. Voor betrokkene is verschenen haar partner [partner betrokkene], bijgestaan door mr. Voets. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J. Belder.

Het onderzoek is na de zitting heropend. Het Uwv heeft vragen van de Raad beantwoord en betrokkene heeft een reactie ingezonden.

Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten waarop het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1984, ontvangt sinds 20 augustus 2014 in verband met fysieke beperkingen inkomensondersteuning op grond van de zogeheten werkregeling van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100% en het uitkeringspercentage is 75% van het minimumloon.

1.2.

Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) in werking getreden. Op grond van de invoeringswet Participatiewet wordt het uitkeringspercentage voor jonggehandicapten in de werkregeling per 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon. Voor personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn blijft het uitkeringspercentage 75%.

1.3.

Op 30 maart 2016 heeft betrokkene verzocht om een herbeoordeling in verband met een verslechtering van haar medische situatie. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 47,15%. Bij besluit van 3 maart 2017 heeft het Uwv aan betrokkene meegedeeld dat zij arbeidsvermogen heeft of kan ontwikkelen en dat in verband hiermee de uitkering per 1 januari 2018 wordt verlaagd naar 70% van het minimumloon. Bij besluit van 22 augustus 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene, gericht tegen het besluit van 3 maart 2017, ongegrond verklaard. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Daarin is de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene alsnog op 72,57% vastgesteld en is het standpunt dat betrokkene beschikt over arbeidsvermogen gehandhaafd.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd met de opdracht opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv met het bestreden besluit zowel op het verzoek tot herbeoordeling van het verdienvermogen van betrokkene, als over de herindeling per 1 januari 2018 in verband met de aanwezigheid van arbeidsvermogen heeft beslist. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) neergelegde beperkingen, waaraan in beroep de eerder aangenomen beperking ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen weer is toegevoegd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien een deskundige te benoemen. Over de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de opleidingseis vmbo-t in de functie van receptionist. Het vervallen van deze functie leidt er toe dat er onvoldoende geschikte functies resteren die aan de schatting ten grondslag gelegd kunnen worden.

3.1.

Betrokkene heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen het ongewijzigd overnemen van de medische beoordeling van het Uwv door de rechtbank. Daarnaast heeft betrokkene aangevoerd dat ook de andere geselecteerde functies niet passend zijn en de rechtbank zich ten onrechte van een oordeel dienaangaande heeft onthouden.

3.2.

Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat betrokkene voldoet aan de opleidingseis van de functie van receptionist.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1.

Op 1 januari 2015 is artikel III, met uitzondering van de onderdelen J, K, L en N, van de Invoeringswet Participatiewet (Staatsblad 2014, 270 en 271) in werking getreden.

4.1.2.

Artikel 2:4 van de Wajong luidt vanaf dat moment als volgt:

“1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

2. Onder duurzaam wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.”

4.1.3.

Op 1 januari 2018 is artikel III, onderdeel J, van de Invoeringswet Participatiewet (Staatsblad 2014, 270 en 271) in werking getreden. Dit artikel bepaalt dat in artikel 2:40, tweede lid, van de Wajong ‘0,75’ wordt vervangen door ‘0,7’.

4.1.4.

Per 1 januari 2015 is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) aangepast (Besluit van 8 oktober 2014, Stb. 2014, 359) en is onder meer artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit ingevoerd. Op grond van het eerste lid van dit artikel heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie indien hij:

a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;

b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;

c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of

d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.

4.1.5.

Artikel 8:10c van de Wajong luidt als volgt:

“De jonggehandicapte die op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, zoals dat luidde op die dag, wordt geacht op de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, als bedoeld in artikel 2:4, zoals dat is komen te luiden op die dag.”

4.2.

Betrokkene zit in de zogeheten werkregeling en ontvangt op grond van artikel 2:40 van de Wajong inkomensondersteuning. Het verzoek om herbeoordeling van betrokkene van 30 maart 2016 strekte - zoals betrokkene ter zitting heeft bevestigd - tot opname in de zogeheten uitkeringsregeling van artikel 2:45 en verder van de Wajong. Op grond van de Werkinstructie ‘Herindeling en Herbeoordelingen Wajong vanaf 1 januari 2015’ heeft het Uwv tevens beoordeeld of betrokkene per 1 januari 2018 recht zou blijven houden op een Wajong-uitkering naar 75% van de grondslag.

4.3.

Het Uwv heeft naar aanleiding van het verzoek om herbeoordeling allereerst onderzocht of betrokkene nog kan worden aangemerkt als jonggehandicapte in de zin van artikel 2:3, eerste lid en onder a, van de Wajong, omdat zij niet in staat is met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Op basis van een door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in bezwaar nader vastgestelde FML, zijn door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie functies geselecteerd, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 72,57% is vastgesteld. Het Uwv heeft daaruit geconcludeerd dat betrokkene onveranderd is aan te merken als jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 2 van de Wajong, maar dat zij wel beschikt over arbeidsvermogen. Daarom voldoet betrokkene niet aan de voorwaarde van de uitkeringsregeling dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dat betrokkene beschikt over arbeidsvermogen betekent tevens dat de hoogte van de Wajong-uitkering per 1 januari 2018 wordt verlaagd naar 70% van de grondslag, aldus het Uwv.

4.4.

De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor twijfel aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML vastgestelde medische beperkingen voor betrokkene. Er is sprake van een zorgvuldig medisch onderzoek, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over voldoende medische informatie om de beperkingen vast te kunnen stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van een status na coccygectomie bij betrokkene waarbij er sprake kan zijn van verhoogde spierspanning van de bekkenbodemspieren die de pijnklachten aan stuit en lage rug kunnen verklaren. De klachten kunnen hinderlijk zijn, maar niet in die mate dat het de ernstig invaliderende klachten van betrokkene kan verklaren. In verband met de klachten aan handen en voeten (winterhanden/tenen) zijn alsnog beperkingen aangenomen voor het werken in koude omstandigheden. Betrokkene is eveneens meer beperkt geacht ten aanzien van geknield en gehurkt actief zijn in verband met de meniscusklachten, waarbij eerder MRI-onderzoek van de knieën geen forse afwijkingen liet zien. Voor de op de hoorzitting gemelde gevoeligheid voor geluiden is door de KNO-arts geen verklaring gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarmee duidelijk en consistent gemotiveerd tot welke beperkingen de aandoeningen van betrokkene leiden. Er is geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin niet te volgen.

4.5.

Naar het oordeel van de Raad zijn de geselecteerde functies van receptionist (SBC‑code 315120), samensteller/wikkelaar (SBC-code 267050) en besteller postpakketten (auto) (SBC-code 282102) in medisch opzicht geschikt te achten voor betrokkene. In zijn rapport van 19 december 2017 is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overtuigend gemotiveerd dat - hoewel sprake is van grotendeels zittende functies - daarin zowel substantiële als kortdurende onderbrekingen van het zitten mogelijk zijn.

4.6.

Of betrokkene voldoet aan de opleidingseis in de functie van receptionist kan in het midden blijven. Uit de opgestelde FML en de geschiktheid voor de functies samensteller/wikkelaar en besteller postpakketten (auto) volgt dat betrokkene beschikt over basale werknemersvaardigheden, zij gedurende vier uur per dag ten minste een uur aaneengesloten een taak in een arbeidsorganisatie kan verrichten en aldus beschikt over arbeidsvermogen (zie ook de uitspraak van 10 januari 2019; ECLI:NL:CRVB:2019:114).

4.7.

Nu betrokkene beschikt over arbeidsvermogen als bedoeld in artikel 1a van het Schattingsbesluit heeft het Uwv terecht geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de in artikel 2:45 van de Wajong gestelde voorwaarde dat sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Gelet op de wetsgeschiedenis (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011‑2012, 33 161, nr. 3 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 161, nr. 115) is het begrip ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ in hoofdstuk 2 van de Wajong na 1 januari 2015 gelijk aan het begrip ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ in artikel 1a van het Schattingsbesluit en hoofdstuk 1a van de Wajong.

4.8.

Betrokkene wordt niet gevolgd in haar standpunt dat eerst op basis van een CBBS‑beoordeling dient te worden vastgesteld of zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 2:4, zoals die bepaling luidde tot 1 januari 2015 en dat in dat geval, gelet op artikel 8:10c van de Wajong, moet worden aangenomen dat zij ook volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in het kader van de Wajong, zoals die sinds 1 januari 2015 luidt. Betrokkene valt niet onder de genoemde bepaling van overgangsrecht. Zij deed haar verzoek om herbeoordeling op 30 maart 2016, derhalve na het moment, genoemd in artikel 8:10c van de Wajong.

4.9.

Nu betrokkene beschikt over arbeidsvermogen, heeft het Uwv terecht de hoogte van de Wajong-uitkering per 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van de grondslag.

4.10.

Gelet op 4.4 tot en met 4.9 dient de uitspraak van de rechtbank te worden vernietigd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en E.J.J.M. Weyers en S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van L.E. König als griffier. De beslissing is uitgesproken op 31 december 2020.

(getekend) B.J. van de Griend

De griffier is verhinderd te ondertekenen.