Centrale Raad van Beroep, 30-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4243, 16/2563 AW
Centrale Raad van Beroep, 30-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4243, 16/2563 AW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 30 november 2017
- Datum publicatie
- 11 december 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2017:4243
- Zaaknummer
- 16/2563 AW
Inhoudsindicatie
Voldoen aan voorwaarde van beoordeling boven de norm is niet in geschil. Appellant kon niet eerder dan 15 november 2013, en derhalve niet op de peildatum 31 december 2012, geschikt worden geacht voor de functie van senior GGP. Korpschef heeft in redelijkheid aanvraag van appellant kunnen afwijzen en kon daartoe uitgaan van de beoordeling.
Uitspraak
16/2563 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
31 maart 2016, 15/7939 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak: 30 november 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft S.A.J.T. Hoogendoorn hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. J.E. Allaart een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door Hoogendoorn. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Allaart.
OVERWEGINGEN
Appellant was van november 2002 tot maart 2012 werkzaam als medewerker basispolitiezorg (generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) bij de voormalige regiopolitie [regio] , thans de Eenheid [eenheid] . Met ingang van maart 2012 is hij werkzaam als [functie A] .
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). 1.3. Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’. In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
Op 28 september 2012 is de medewerkers van de voormalige regiopolitie [regio] door middel van een bekendmaking op intranet de mogelijkheid geboden zich tot
31 december 2012 te melden voor bevordering naar de functie van senior GGP.
In overleg met de Ondernemingsraad (OR) is binnen de gestelde kaders op punten een nadere invulling aan het beleid gegeven. Om in aanmerking te komen voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 binnen de GGP moest in 2012 binnen de voormalige regiopolitie [regio] aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- ( ten minste zes maanden aaneengesloten) ervaring in een van de andere hoofdprocessen buiten de GGP;
- de beoordeling boven de norm, opgemaakt in de periode 1 januari 2012 tot 31 december 2012, moet een score hebben van gemiddeld een 8 of hoger met als waardering dat prestaties en functioneren duidelijk boven de functie-eisen zijn;
- in de beoordeling moet de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP zijn opgenomen.
In april 2013 zijn de toetsingscriteria aangepast in de zin dat met ervaring in een ander hoofdproces niet per se wordt bedoeld ervaring in de opsporing. Dit kan in elk gangbaar hoofdproces zijn. De scores in de beoordeling hoeven niet langer ten minste 8 of hoger te zijn. Met een 7 of hoger wordt al voldaan aan het criterium van een beoordeling “boven de norm”.
Als gevolg van een aantal door de OR geuite bezwaren heeft een hernieuwde openstelling plaatsgevonden. De aanvullende afspraken zijn op 16 oktober 2014 via intranet bekend gemaakt. Op grond hiervan konden medewerkers gedurende de periode 16 oktober 2014 tot en met 13 november 2014 een aanvraag om bevordering indienen wanneer zij onder meer voldeden aan de volgende eisen:
- op 31 december 2012 was de medewerker formeel geplaatst binnen de voormalige regiopolitie [regio] ;
- er is een prestatie-/potentieelbeoordeling met op alle punten ten minste een 7;
- de prestatie-/potentieelbeoordeling moet uiterlijk zijn vastgesteld op 31 december 2012 of het gehele proces van beoordeling moet zijn doorlopen in 2012 en alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit heeft daarna plaatsgevonden;
- de hernieuwde openstelling is enkel bedoeld voor medewerkers die in de eerste openstelling niet aan de toen gestelde norm voldeden en zich daardoor niet hebben aangemeld;
- de openstelling is van toepassing op dezelfde groep medewerkers als de eerste ronde, maar als er al een aanvraag bekend is, is dit een reden om een nieuwe aanvraag te weigeren. Als de beoordeling vóór 31 december 2012 is opgemaakt en bekrachtigd en een score laat zien van gemiddeld een acht of hoger is deelname niet (meer) mogelijk. Deelname voor deze categorie medewerkers was mogelijk in de eerste ronde;
- de beoordeling moet een positieve indicatie voor een volgende loopbaanstap bevatten in de vorm van een vinkje of een expliciete tekst.
In de voorwaarden voor deelname aan de hernieuwde openstelling is voorts nog gewezen op de aanvullingen van het CGPO van maart 2013 waaruit blijkt dat een beoordeling waaruit geschiktheid blijkt niet mag dateren van vóór 1 november 2008.
Appellant heeft op 28 oktober 2014 in het kader van de hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP, schaal 8. Daarbij heeft appellant een beoordeling overgelegd over de periode 1 maart 2010 tot en met
1 november 2011, met een gemiddelde score van 8 of hoger. Het verzoek om bevordering is bij besluit van 19 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 oktober 2015 (bestreden besluit), afgewezen. Aan het bestreden besluit is primair ten grondslag gelegd dat appellant tijdens de eerste openstelling voldeed aan de voorwaarden om een aanvraag in te dienen, te weten een prestatie- en/of potentieelbeoordeling met een gemiddelde score van 8 of hoger, waardoor hij is uitgesloten van de hernieuwde openstelling. Subsidiair heeft de korpschef heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat uit de door appellant overgelegde beoordeling niet de potentiële geschiktheid voor de functie van senior GGP blijkt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Omdat de korpschef de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank al op de primaire grond in redelijkheid heeft kunnen afwijzen is zij niet toegekomen aan beoordeling van de subsidiaire grond.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad zal eerst bezien of appellant op de peildatum van 31 december 2012 voldeed aan de voorwaarde van verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Niet in geschil is dat hij aan de voorwaarde van een beoordeling boven de norm voldeed.
Uit het bestreden besluit en de door de korpschef in beroep en in hoger beroep gegeven toelichting daarop blijkt dat bij het (voormalig) korps regiopolitie [regio] als vaste gedragslijn gold voor de toetsing van de verwachte geschiktheid aan de hand van een prestatie- en potentieelbeoordeling binnen het korps, dat de verwachte geschiktheid (ook) kan worden aangenomen indien in de potentieelbeoordeling is opgenomen dat de medewerker binnen nu en een jaar kan doorgroeien naar een zwaardere functie. Indien in de potentieelbeoordeling is opgenomen dat de medewerker op een termijn van twee tot drie jaar kan doorgroeien naar een zwaardere functie, hangt het van het moment van de beoordeling af of de verwachte geschiktheid op de peildatum uit de beoordeling kan worden afgeleid. De Raad begrijpt dit aldus dat, uitgaande van een minimale termijn van twee jaar, de beoordeling uiterlijk twee jaar voor de peildatum moet zijn opgemaakt. De Raad acht deze gedragslijn niet onredelijk of anderszins onjuist.
In de door appellant overgelegde prestatie- en potentieelbeoordeling is onder het kopje ‘Samenvatting potentieelbeoordeling’ het vak aangekruist: “kan op termijn van enkele jaren doorgroeien naar een zwaardere functie (2 á 3 jaar)”. De op 15 november 2011 opgemaakte beoordeling is door de beoordelingsautoriteit bekrachtigd op 22 november 2011. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beoordeling zodat deze in rechte vaststaat.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat appellant niet eerder dan 15 november 2013, en derhalve niet op de peildatum 31 december 2012, geschikt kan worden geacht voor de functie van senior GGP. De korpschef heeft in redelijkheid op deze, subsidiaire, grond de aanvraag van appellant kunnen afwijzen en kon daartoe uitgaan van de beoordeling. De pas veel later, namelijk op 4 november 2015 door eerste beoordelaar E gegeven verklaring dat hij op het moment van beoordelen, de datum 15 november 2011, in appellant een prima senior GGP zag, maakt dit niet anders, nu dit standpunt niet is opgenomen in de - in rechte vaststaande - beoordeling.
Gelet op wat hiervoor is overwogen behoeft de primaire afwijzingsgrond, dat appellant al bij de eerste openstelling een aanvraag had kunnen indienen, geen beoordeling door de Raad.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma als voorzitter en J.J.T. van den Corput en J.A.M. van den Berk als leden, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) L.V. van Donk