Home

Centrale Raad van Beroep, 17-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4686, 14/2084 WAO

Centrale Raad van Beroep, 17-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4686, 14/2084 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 december 2015
Datum publicatie
24 december 2015
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2015:4686
Zaaknummer
14/2084 WAO

Inhoudsindicatie

Schorsing uitbetaling WAO-uitkering. Voldoende grond voor onderzoek door een onafhankelijke psychiater. Appellante heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij niet in staat was zich te laten onderzoeken door die psychiater. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het Uwv niet van zijn bevoegdheid om appellante te doen onderzoeken door een onafhankelijke psychiater gebruik had mogen maken is evenmin sprake, zodat moet worden geoordeeld dat appellante ten onrechte de op haar rustende verplichting als bedoeld in artikel 25 van de WAO niet is nagekomen.

Uitspraak

14/2084 WAO

Datum uitspraak: 17 december 2015

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

13 maart 2014, 13/4976 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Küçükünal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1.1.

Het Uwv heeft aan appellante met ingang van 12 juni 2008 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De verzekeringsarts die appellante volledig arbeidsongeschikt beschouwde, heeft zijn conclusie mede gebaseerd op informatie van een, zo bleek later, van fraude verdachte psychiater en een van fraude verdachte begeleider. Het Uwv heeft daarom een heronderzoek verricht teneinde de belastbaarheid van appellante te beoordelen. Hiertoe is appellante door een verzekeringsarts onderzocht op het spreekuur van 23 mei 2012. Op verzoek van de verzekeringsarts hebben psychiater J.M. Oolders en de huisarts van appellante informatie verstrekt, op onderscheidenlijk 22 juni 2012 en 7 september 2012.

1.2.

De verzekeringsarts heeft vervolgens psychiater H. Kondakçi verzocht een psychiatrische expertise te verrichten. Aan de uitnodiging om op dinsdag 26 juni 2012 dit psychiatrisch onderzoek te ondergaan heeft appellante geen gevolg gegeven. Appellante is vervolgens uitgenodigd om zich op 10 januari 2013 te laten onderzoeken door psychiater

dr. A.J.W.M. Trompenaars. Appellante heeft met een brief van 8 januari 2013 aan het Uwv kenbaar gemaakt dat zij bezwaren heeft tegen het onderzoek op 10 januari 2013 en is op laatstgenoemde dag ook niet verschenen bij Trompenaars.

1.3.

Het Uwv heeft bij besluit van 16 januari 2013 de uitbetaling van de WAO-uitkering van appellante met ingang van 1 februari 2013 geschorst, omdat het recht op deze uitkering niet kan worden vastgesteld nu appellante - na daartoe te zijn opgeroepen - niet is verschenen op het spreekuur van een onafhankelijke psychiater. Het Uwv heeft het door appellante tegen dit besluit ingestelde bezwaar bij besluit van 27 juni 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

2. Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat - samengevat - het Uwv terecht de uitbetaling van de WAO-uitkering van appellante heeft geschorst.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep, kortgezegd, gesteld dat het Uwv ten onrechte de uitbetaling van haar WAO-uitkering heeft geschorst op de grond dat zij zonder reden niet is verschenen op het spreekuur bij de onafhankelijke psychiater. Appellante is van mening dat het Uwv van haar niet heeft kunnen verlangen zich te laten onderzoeken door een onafhankelijk psychiater, zodat het haar niet kan worden verweten dat zij hiervan heeft afgezien.

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Op grond van artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van de WAO weigert het Uwv de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk indien een persoon als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WAO na tijdig opgeroepen te zijn, niet verscheen of weigerde zich te laten onderzoeken door de door het Uwv daartoe aangewezen deskundige.

4.2.

Op grond van artikel 23, eerste lid, van de WAO kan het Uwv, zo vaak hij dat nodig oordeelt, de persoon die aanspraak maakt op of in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, oproepen of doen oproepen en op een door of vanwege het Uwv te bepalen plaats ondervragen of doen ondervragen in verband met de aanspraak op of het genot van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het Uwv de in het eerste lid bedoelde personen op een door of vanwege het Uwv te bepalen plaats door een of meer daartoe door hem aangewezen deskundigen doen onderzoeken.

4.3.

In artikel 50, tweede lid, aanhef en onder c, van de WAO is bepaald dat het Uwv de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering opschort of schorst, indien het Uwv op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend (onder meer) een verplichting als bedoeld in artikel 25 van de WAO niet of niet behoorlijk is nagekomen.

4.4.

In dit hoger beroep staat de vraag centraal of het Uwv terecht de uitbetaling van de WAO-uitkering van appellante heeft geschorst met ingang van 1 februari 2013 wegens het niet verschijnen voor een onderzoek door een door het Uwv aangewezen psychiater. Allereerst wordt vastgesteld dat het bestreden besluit is gebaseerd op het feit dat appellante niet is verschenen voor een onderzoek door psychiater Trompenaars op 10 januari 2013. Dat appellante eerder niet is verschenen voor een onderzoek door psychiater Kondakçi wordt haar niet verweten. Het standpunt van appellante, dat het Uwv niet van haar heeft kunnen verlangen zich te laten onderzoeken door de volgens haar vooringenomen en bevooroordeelde psychiater Kondakçi, zal daarom onbesproken blijven.

4.5.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv bevoegd was appellante te laten onderzoeken door een deskundige. Artikel 23, eerste en tweede lid, van de WAO geeft het Uwv de (ruime) bevoegdheid, zo vaak hij dat nodig oordeelt, degene die in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op te roepen in verband met de aanspraak op of het genot van die uitkering en deze persoon te (doen) onderzoeken.

4.6.1.

De argumenten van appellante kunnen niet tot het oordeel leiden dat het Uwv in dit geval van zijn bevoegdheid geen gebruik had mogen maken.

4.6.2.

Appellante heeft gesteld dat het onnodig is zich door de onafhankelijke psychiater te laten onderzoeken, omdat het Uwv uit de reeds voorhanden medische informatie van de behandelend sector haar medische gesteldheid en daarmee het recht op WAO-uitkering kan vaststellen. In zijn rapport van 13 juni 2012 heeft de verzekeringsarts zijn twijfel verwoord aan de betrouwbaarheid van de anamnese, en vooral aan de psychotische klachten die worden beschreven met voorbeelden, maar zonder dat lijdensdruk voelbaar is. Van psychotische klachten is niet eerder sprake geweest en appellante heeft ook niet goed kunnen uitleggen wanneer die psychotische klachten zijn begonnen. Uit de informatie van de aan Zorginstelling More verbonden psychiaters die appellante hebben behandeld, komt geen eenduidig beeld naar voren. Deze informatie biedt eerder ondersteuning voor de twijfel van de verzekeringsarts, niet alleen over de psychotische klachten, maar ook over de ernst van de depressieve klachten. Zo is in het intakeverslag van psychiater K. Tanaka onder andere vermeld dat er bij psychiatrisch onderzoek geen psychotische klachten zijn. Verder ziet Tanaka volgens zijn verslag een vrouw met chronische angstklachten, mogelijk voortvloeiend uit persoonlijkheidsproblematiek. Hij ziet dwangmatige, perfectionistische trekken met daarbij als gevolg van somberheid wat randpsychotische klachten. Psychiater J.M. Oolders heeft als voorlopige diagnose een psychose NAO gesteld, maar heeft vermeld dat die diagnose mogelijk wordt bijgesteld naar een depressie, ernstig met psychotische verschijnselen, omdat de sombere buien meer op de voorgrond staan. In haar stelling dat er voldoende medische informatie was voor de vaststelling van het recht op WAO-uitkering wordt appellante niet gevolgd. Navolgbaar is dat de verzekeringsarts juist gelet op het ontbreken van eenduidigheid van de gegevens van de behandelaars het nodig oordeelde om nader door Trompenaars, als onafhankelijk deskundige, geïnformeerd te worden.

4.6.3.

Appellante wordt ook niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv van haar niet heeft kunnen verlangen zich nogmaals te laten onderzoeken door een psychiater, omdat dit gezien haar medische gesteldheid voor haar te belastend zou zijn. Appellante heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij op 10 januari 2013 niet in staat was zich te laten onderzoeken door Trompenaars. De door appellante ingebrachte brief van haar behandelende psychotherapeut en psycholoog verbonden aan GGZ in Balans van 3 januari 2015 is hiertoe onvoldoende, omdat deze informatie ziet op de gesteldheid van appellante twee jaar na

10 januari 2013. Appellante heeft desgevraagd op zitting ook geen plausibele onderbouwing kunnen geven voor haar standpunt.

4.6.4.

Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het Uwv niet van zijn bevoegdheid om appellante te doen onderzoeken door Trompenaars gebruik had mogen maken is evenmin sprake, zodat moet worden geoordeeld dat appellante ten onrechte de op haar rustende verplichting als bedoeld in artikel 25 van de WAO niet is nagekomen. Gelet op artikel 50, tweede lid, aanhef en onder c, van de WAO was het Uwv gehouden tot schorsing van de uitbetaling van de uitkering van appellante over te gaan.

4.7.

Uit de overwegingen 4.5 tot en met 4.6.4 volgt de conclusie dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de uitbetaling van de WAO-uitkering van appellante heeft geschorst.

5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en M.C. Bruning en

F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015.

(getekend) M. Greebe

(getekend) M.S.E.S. Umans

AP