Home

Centrale Raad van Beroep, 15-10-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3573, 14/5584 AW

Centrale Raad van Beroep, 15-10-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3573, 14/5584 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 oktober 2015
Datum publicatie
16 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2015:3573
Zaaknummer
14/5584 AW

Inhoudsindicatie

Appellant heeft zich schuldig gemaakt aan het lekken van vertrouwelijke politie-informatie. De rechtbank wordt gevolgd in zijn overwegingen m.b.t. de auto-ruil. Wisselende verklaringen afgelegd, schijn aanwezig dat appellant in ruil voor het geven van vertrouwelijke informatie mogelijk is beloond. Dit geldt ook voor een etentje, waarbij het eten voor hem is betaald. Vaststaat dat appellant contacten had met personen met criminele antecedenten en onzorgvuldig is omgegaan met dienstgegevens. Sprake van zeer ernstig plichtsverzuim en ontslag is niet onevenredig aan de aard en ernst daarvan.

Uitspraak

14/5584 AW

Datum uitspraak: 15 oktober 2015

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 augustus 2014, 13/7422 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

korpschef van Politie (korpschef)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft geen verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G.M. Terlingen, advocaat. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.W.H. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant was sinds 1990 werkzaam bij de politie, laatstelijk in de functie van [naam functie A] bij de [naam onderdeel].

1.2.

Medio 2009 heeft de rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar het lekken van informatie en/of ambtelijke corruptie door appellant. Dit onderzoek is op 12 mei 2012 gesloten. Daarbij werd toestemming verleend om de gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek te gebruiken ten behoeve van een disciplinair onderzoek. Door de waarnemend korpschef werd opdracht gegeven het onderzoek disciplinair voort te zetten. Dit disciplinair onderzoek werd op 5 november 2012 gesloten.

1.3.

Op grond van de resultaten van het disciplinair onderzoek heeft de korpschef, na een voornemen daartoe, waarop appellant zijn zienswijze heeft gegeven, bij besluit van 26 maart 2013 aan appellant met onmiddellijke ingang ontslag verleend. Dit ontslag is primair verleend op grond van artikel 77, eerste lid, onder j, van het Besluit algemene bepalingen rechtspositie politie (Barp), wegens zeer ernstig plichtsverzuim en subsidiair op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken op grond van artikel 94, eerste lid, onder g, van het Barp. Appellant heeft tegen het besluit van 26 maart 2013 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 12 november 2013 (bestreden besluit) is dit bezwaar ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak op hierna te bespreken gronden bestreden.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Appellant wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende gedragingen:

a. a) het lekken van vertrouwelijke politie-informatie;

b) geen duidelijkheid kunnen verschaffen over zogenaamde ruil van de Opel Corsa, alsmede het avondje uit in restaurant [naam restaurant] op 22 oktober 2011, en daarom de schijn niet kunnen wegnemen dat hij in ruil voor het geven van vertrouwelijke informatie hiervoor mogelijk is beloond;

c) het hebben van ongewenste criminele contacten;

d) het onzorgvuldig omgaan met dienstgegevens.

4.2.1.

De korpschef stelt zich op het standpunt dat appellant door inzage in de politiesystemen kennis heeft genomen van de verdenking dat op het adres [Adres A] een hennepkwekerij was gevestigd en dat hij deze informatie heeft doorgespeeld aan derden. De korpschef baseert zich daarbij onder meer op vertalingen van een afgeluisterd gesprek dat op 21 september 2011 door appellant in het Turks is gevoerd. Appellant betwist ten stelligste dat hij vertrouwelijke politie-informatie heeft gelekt. Het gesprek is volgens hem niet juist vertaald en de tolken hebben een verkeerde betekenis gegeven aan dit gesprek.

4.2.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat appellant op 21 september 2011 kennis heeft genomen van de verdenking dat op het adres [Adres A] een hennepkwekerij was gevestigd. Evenmin is in geschil dat de politie op 21 oktober 2011 bij het binnentreden van de woning aan de [Adres A] de resten van een (opgeruimde) hennepkwekerij heeft aangetroffen. De Raad ziet voorts, met de rechtbank, aanleiding om uit te gaan van de vertalingen zoals die door de korpschef zijn gebruikt. In wat appellant uitvoerig heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vertalingen. Deze vertalingen zijn door beëdigde tolken tot stand gebracht. Bovendien vertonen deze vertalingen overeenkomsten met de eigen vertaling van appellant die hij bij zijn schriftelijke zienswijze over het ontslagvoornemen heeft gevoegd. Appellant maakt in zijn eigen vertaling namelijk melding van de naam van de bewoner van het adres [Adres A], en van de woorden ‘huis’ en ‘opruimen’.

4.2.3.

Op basis van hetgeen is overwogen onder 4.2.2 concludeert de Raad dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan het lekken van vertrouwelijke politie-informatie.

4.3.1.

De korpschef heeft zich in het betreden besluit op het standpunt gesteld dat appellant geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over zogenaamde ruil van de Opel Corsa, alsmede het avondje uit in restaurant [naam restaurant] op 22 oktober 2011, en daarom de schijn niet heeft kunnen wegnemen dat hij in ruil voor het geven van vertrouwelijke informatie hiervoor mogelijk is beloond.

4.3.2.

Met de rechtbank oordeelt de Raad dat de korpschef de opstelling van appellant ten aanzien van de zogenaamde ruil van de Opel Corsa verwijtbaar heeft kunnen achten. De rechtbank wordt op dit punt gevolgd in zijn overwegingen. Appellant heeft verklaard dat hij zijn Volvo heeft ingeruild voor een Opel Corsa en ontkent dat sprake is van een gift. Appellant heeft echter, blijkens in de gedingstukken opgenomen vertrouwelijke communicatie, melding gemaakt van de omstandigheid dat iemand hem een auto heeft beloofd. Vervolgens heeft appellant hieromtrent wisselende verklaringen afgelegd. Daarmee heeft hij de schijn dat hij in ruil voor het geven van vertrouwelijke informatie mogelijk is beloond niet kunnen wegnemen.

4.3.3.

De korpschef kan eveneens worden gevolgd in zijn conclusie dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de gang van zaken in restaurant [naam restaurant]. Appellant is op 22 oktober 2011 ingegaan op een uitnodiging van personen die betrokken waren bij de hennepkwekerij. De uitnodiging betrof een etentje in het genoemde restaurant, waarbij het eten voor hem is betaald. Appellant heeft daarmee ook in zoverre de schijn niet kunnen wegnemen dat hij in ruil voor het geven van vertrouwelijke informatie mogelijk is beloond. Dat hij, naar eigen zeggen, de drank heeft betaald, doet daar niet aan af. Hij had, zo kort na de gebeurtenissen op 21 oktober 2011, niet moeten ingaan op de uitnodiging voor het etentje.

4.3.4.

Appellant heeft met de gedragingen onder 4.3.2 en 4.3.3 de grens overschreden van wat hij zich in zijn positie kon permitteren.

4.4.

Uit de gedingstukken komt naar voren dat appellant met enkele personen heeft gesproken over criminele activiteiten. Zo heeft hij met een persoon genaamd [naam B] gesproken over ‘stekjes’, over het daarmee verdiende geld, heeft hij het aanbod gedaan om naar adressen/locaties te kijken en heeft hij gesproken over de mogelijkheden om politiebestanden te laten verdwijnen. Hiermee is, anders dan appellant heeft aangevoerd, komen vast te staan dat appellant contacten had met personen met criminele antecedenten.

4.5.

Appellant heeft erkend dat op een zoekgeraakte USB-stick mogelijk documenten en foto’s stonden die per abuis niet waren verwijderd. Reeds hierom kan worden geconcludeerd dat appellant onzorgvuldig is omgegaan met dienstgegevens.

4.6.

Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2.2 tot en met 4.5 heeft appellant zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Ook de gedraging onder 4.5 levert plichtsverzuim op, zij het dat dit plichtsverzuim, afgezet tegen het lekken van vertrouwelijke politie-informatie en het hebben van ongewenste criminele contacten, niet van zwaarwegende betekenis is. De korpschef was bevoegd om appellant disciplinair te straffen.

4.7.

Anders dan appellant heeft betoogd, kan de opgelegde straf van ontslag niet als onevenredig aan de aard en ernst van het vastgestelde plichtsverzuim worden aangemerkt. Aan een politieambtenaar mogen hoge integriteitseisen worden gesteld, in het bijzonder ten aanzien van het omgaan met van vertrouwelijke informatie en ten aanzien van de personen met wie hij zich inlaat. Appellant heeft laten zien niet aan deze integriteitseisen te kunnen voldoen. Daarmee heeft hij het vertrouwen geschaad dat de korpsleiding in hem heeft gesteld. Dat appellant een lange staat van dienst heeft bij de politie doet aan deze conclusie niet af.

4.8.

Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2015.

(getekend) C.H. Bangma

(getekend) S.W. Munneke