Home

Centrale Raad van Beroep, 23-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3240, 13-334 WWB

Centrale Raad van Beroep, 23-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3240, 13-334 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
23 september 2014
Datum publicatie
9 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:3240
Zaaknummer
13-334 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag bijstand. Onvoldoende duidelijkheid verschaft over financiële situatie, zodat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld en het college de aanvraag om bijstand terecht op die grond heeft afgewezen.

Uitspraak

13/334 WWB

Datum uitspraak: 23 september 2014

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van

6 december 2012, 11/2848 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.Th.A.M. Mes, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2014. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 13/318 WWB, 13/319 WWB en 14/2529 WWB. Voor appellant is verschenen mr. Mes. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.R. Ooievaar. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In de zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontving tot 29 maart 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Deze bijstand werd bij besluit van 21 april 2011, gehandhaafd bij besluit van 21 juni 2011, door het college ingetrokken omdat appellant had verzuimd binnen de gestelde termijn door het college gevraagde gegevens te verstrekken. De rechtbank Alkmaar heeft bij uitspraak van 6 december 2012 het beroep tegen het besluit van 21 juni 2011 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van heden, 13/318 WWB en 13/319 WWB, heeft de Raad de uitspraak van 6 december 2012 bevestigd.

1.2.

Appellant heeft zich op 18 mei 2011 gemeld bij het Werkplein West-Friesland voor een nieuwe aanvraag om bijstand. Bij besluit van 26 juli 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 oktober 2011 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijstand afgewezen. Het college heeft daarbij gewezen op het besluit van 21 juni 2011 en heeft vastgesteld dat appellant nog steeds geen bewijsstukken over de hoogte van de maandelijkse bedragen die appellant van particulieren leent, heeft verstrekt.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3.

Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij slechts kon stellen dat hij niets meer leent. Het aantonen dat hij geen geld meer leent was niet mogelijk, dat is inherent aan het lenen van contant geld van particulieren. Verder heeft appellant er op gewezen dat het college met ingang van

9 augustus 2011 weer bijstand heeft toegekend, terwijl de situatie op 18 mei 2011 hetzelfde was als op 9 augustus 2011.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

De te beoordelen periode bestrijkt in het geval van een aanvraag om algemene bijstand de periode vanaf de datum van de melding tot en met de datum van het primaire besluit. Dit betekent dat hier beoordeeld dient te worden de periode van 18 mei 2011 tot en met 26 juli 2011.

4.2.

Indien periodieke bijstand is beëindigd of ingetrokken en de betrokkene een aanvraag indient gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, ligt het op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand.

4.3.

Appellant is daarin niet geslaagd. Hij heeft niet aangetoond dat in de voor de beoordeling van dit geding relevante periode sprake was van een wijziging in zijn omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de intrekking van de bijstand per 29 maart 2011.

De enkele stelling van appellant dat hij na de beëindiging van de bijstand per 29 maart 2011 geen leningen meer heeft afgesloten bij particulieren is onvoldoende, nu hij op geen enkel moment verifieerbare gegevens heeft overgelegd over de door hem ontvangen bedragen.

Appellant heeft dan ook onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie, zodat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld en het college de aanvraag om bijstand terecht op die grond heeft afgewezen.

4.4.

Het college heeft naar aanleiding van de verklaring van appellant bij de voorzieningenrechter van de rechtbank op 17 november 2011, inhoudende dat hij de geleende bedragen, waarvan hij geen controleerbare en verifieerbare bewijsstukken heeft ingeleverd, niet terug hoeft te betalen, met ingang van de datum van de aanvraag van 9 augustus 2011 weer bijstand toegekend. De stelling van appellant dat de situatie op 18 mei 2011 gelijk was aan die van 9 augustus 2011, en dat het college daarom ten onrechte de aanvraag van 18 mei 2011 heeft afgewezen, treft geen doel. Immers, appellant heeft steeds gesteld dat de door hem ontvangen bedragen leningen betroffen en daarover geen verdere duidelijkheid verschaft. Eerst op 17 november 2011 heeft appellant te kennen gegeven dat het ging om giften. Aangezien de gemachtigde van appellant ter zitting heeft verklaard dat de leningen in de loop van de tijd zijn omgezet in giften is niet komen vast te staan dat de situatie op 18 mei 2011 dezelfde was als de situatie op 9 augustus 2011, toen het college ervan is uitgegaan dat sprake was van giften.

4.5.

Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.

5.

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2014.

(getekend) Y.J. Klik

(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

HD