Home

Centrale Raad van Beroep, 09-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2956, 12-5953 WWB

Centrale Raad van Beroep, 09-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2956, 12-5953 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 september 2014
Datum publicatie
10 september 2014
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:2956
Zaaknummer
12-5953 WWB

Inhoudsindicatie

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding indienen bezwaarschrift.

Uitspraak

12/5953 WWB

Datum uitspraak: 9 september 2014

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van

19 september 2012, 11/5090 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.P. Santokhi hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Santokhi. Het college is, met bericht, niet verschenen.

Het onderzoek is heropend na de zitting.

Het college heeft een vraag van de Raad beantwoord.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 29 juli 2014, waar partijen, waarvan het college met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

1.2.

Bij besluit van 28 januari 2011 heeft het college appellant meegedeeld dat de bijstand ingevolge de WWB met ingang van 1 februari 2011 wordt beëindigd. Bij besluit van

16 mei 2011 (bestreden besluit), heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 januari 2011 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant heeft verzuimd de gronden van het bezwaar te vermelden en dat verzuim niet binnen een door het college aan hem gestelde termijn heeft hersteld.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant wegens niet verschoonbaar geachte termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek van appellant om het college te veroordelen tot vergoeding van schade afgewezen.

3.

De Raad begrijpt de tegen de aangevallen uitspraak door appellant naar voren gebrachte gronden aldus dat de rechtbank buiten haar bevoegdheden is getreden door de ontvankelijkheid van het bezwaar ambtshalve te beoordelen. Voorts heeft appellant gesteld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 28 januari 2011 daadwerkelijk op 31 januari 2011 aan appellant is toegezonden. Ten slotte heeft appellant naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade heeft afgewezen.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.2.

De vraag of tijdig bezwaar is gemaakt, is van openbare orde. Dat wil zeggen dat de rechter ambtshalve dient te toetsen of tijdig bezwaar is gemaakt.

4.3.

Het in bezwaar bestreden besluit is gedagtekend 28 januari 2011. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat dit besluit is verzonden naar appellant. Uit de door het college in hoger beroep ingediende stukken kan worden opgemaakt dat het besluit op vrijdag 28 januari 2011 is aangemaakt in het computersysteem van het college en nog diezelfde dag in een zogeheten batch is geplaatst, een bestand bestaande uit in totaal 853 brieven. Op maandag

31 januari 2011 voor 20.00 uur zijn deze 853 brieven ter verzending bij TPG Post aangeboden. Aanbieding voor 20.00 uur bij TPG Post betekent bezorging op de dag erna, te weten

1 februari 2011. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift is dan ook aangevangen op 1 februari 2011 en geëindigd op 14 maart 2011. Het college heeft het bezwaarschrift, op

16 maart 2011 gedagtekend, op 21 maart 2011, dus buiten de termijn van zes weken, ontvangen.

4.4.

Voor zover appellant heeft beoogd te stellen dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eerst is aangevangen op 3 februari 2011, de dag na de ontvangst van het besluit van 28 januari 2011, wordt hij daarin niet gevolgd, gelet op het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.

4.5.

Appellant heeft niets aangevoerd wat zou dienen te leiden tot het oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar verschoonbaar zou moeten worden geacht.

4.6.

Ten slotte heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de grond van het verzoek van appellant om het college te veroordelen tot vergoeding van schade is gelegen in de beëindiging van de bijstand en niet in de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, zodat niet kan worden gesteld dat de door appellant gestelde schade het gevolg is van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit.

4.7.

Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het beroep van appellant niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.

5.

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2014.

(getekend) J.P.M. Zeijen

(getekend) B. Rikhof