Home

Centrale Raad van Beroep, 22-10-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2149, 12-638 WWB

Centrale Raad van Beroep, 22-10-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2149, 12-638 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
22 oktober 2013
Datum publicatie
23 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:2149
Zaaknummer
12-638 WWB

Inhoudsindicatie

Intrekking bijstand. Schending inlichtingenverplichting. Door tegen contante betaling een bedrijfsauto aan te schaffen heeft appellant over zijn financiële positie een onduidelijkheid geschapen, die ook nadien is blijven voortbestaan.

Uitspraak

12/638 WWB, 12/639 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 december 2011, 11/2398 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]

het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. T.E. van der Bent, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 13/2355 WWB, 13/2356 WWB, 13/2357 WWB, 13/2358 WWB, 13/2359 WWB en 13/2360 WWB, plaatsgevonden op 9 juli 2013. Alleen appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Bent. Het dagelijks bestuur heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In de gevoegde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellanten ontvingen sinds 21 juni 2004 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.

1.2.

Naar aanleiding van een signaal van de Dienst voor het Wegverkeer dat appellant sinds 25 oktober 2010 een bedrijfsauto op zijn naam geregistreerd heeft staan, heeft het dagelijks bestuur een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. De bevindingen en conclusies van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 9 februari 2011. Uit dit rapport komt onder andere naar voren dat appellant in oktober 2010 voor de hiervoor genoemde bedrijfsauto contant € 7.500,- heeft betaald. Tevens blijkt uit het rapport dat appellant tijdens een onaangekondigd bezoek op 7 februari 2011 een voorgenomen inspectie van de bedrijfsauto heeft geweigerd.

1.3.

Op grond van deze onderzoeksresultaten heeft het dagelijks bestuur bij besluit van

15 februari 2011 de bijstand met ingang van 7 februari 2011 ingetrokken.

1.4.

Bij besluit van 27 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar tegen het besluit van 15 februari 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat appellanten hebben nagelaten om in de bezwaarprocedure alsnog met deugdelijke en verifieerbare bewijsstukken de wijze van financiering van de aankoop van de bedrijfsauto aan te tonen. Door onvoldoende openheid van zaken te geven, hebben appellanten een zodanige onduidelijke situatie met betrekking tot hun financiële positie geschapen, dat daardoor niet is vast te stellen of er recht op bijstand of aanvullendew bijstand bestond.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3.

Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Het dagelijks bestuur heeft de intrekking per 7 februari 2011 niet beperkt tot een bepaalde periode. In een dergelijk geval bestrijkt de beoordeling door de bestuursrechter de periode vanaf de datum met ingang waarvan de bijstand is ingetrokken tot en met de datum van het intrekkingsbesluit. Dat betekent dat hier beoordeeld dient te worden de periode van 7 februari 2011 tot en met 15 februari 2011.

4.2.

Niet in geschil is dat appellanten het dagelijks bestuur niet hebben gemeld dat appellant op 25 oktober 2010 voor een bedrag van € 7.500,- een bedrijfsauto heeft aangeschaft.

4.3.

Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.

4.4.

Appellanten zijn daarin niet geslaagd. Door tegen contante betaling een bedrijfsauto aan te schaffen heeft appellant over zijn financiële positie een onduidelijkheid geschapen, die ook nadien is blijven voortbestaan. Met de naderhand overgelegde verklaring van [B.R.] dat op 25 oktober 2010 de auto op naam van appellant is gezet en die van [M.B.] dat hij op 25 oktober 2010 appellant een bedrag van € 7.500,- heeft gegeven om een auto voor hem te kopen en tijdelijk op zijn naam te zetten zodat appellant de auto in de zomer 2011 voor hem naar Marokko kon brengen, hebben appellanten geen verifieerbare gegevens overgelegd met betrekking tot de herkomst van het geldbedrag waarmee de bedrijfsauto is aangeschaft. Dat het dagelijks bestuur de bijstand eerst per 7 februari 2011 heeft ingetrokken, doet daaraan niet af. Het beroep van appellanten op de uitspraken van de Raad van 31 mei 2011, LJN BQ7881, en 28 januari 2003, LJN AF6274 slaagt niet, reeds omdat de bewijslast in die zaken, anders dan in het geval van appellanten, op het bestuursorgaan rustte.

4.5.

Uit 4.1 tot en met 4.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

5.

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2013.

(getekend) E.C.R. Schut

(getekend) T.A. Meijering