Home

Centrale Raad van Beroep, 20-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1453, 11-5298 WWB

Centrale Raad van Beroep, 20-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1453, 11-5298 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 augustus 2013
Datum publicatie
20 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:1453
Zaaknummer
11-5298 WWB

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking terecht heeft gehandhaafd, nu het college bij besluit van 30 november 2009 reeds bijzondere bijstand voor deze kosten heeft verstrekt. De door appellante aangevoerde omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak op om nogmaals bijzondere bijstand voor dezelfde kosten te verstrekken.

Uitspraak

11/5298 WWB

Datum uitspraak: 20 augustus 2013

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van

7 september 2011, 11/3480 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.H. Buizert.

OVERWEGINGEN

1.

Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.1.

Appellante ontvangt met ingang van 19 september 2008, als aanvulling op haar inkomen, bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.

1.2.

Bij besluit van 30 november 2009 heeft het college aan appellante bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking tot een bedrag van € 1.910,20, in de vorm van een geldlening.

1.3.

Op 13 december 2010 heeft appellante wederom een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting ingediend, waaronder voor de onder 1.2 genoemde kosten. Bij besluit van 14 december 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 maart 2011 (bestreden besluit), heeft het college - voor zover hier van belang - de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten afgewezen.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het college de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking terecht heeft gehandhaafd, nu het college bij besluit van 30 november 2009 reeds bijzondere bijstand voor deze kosten heeft verstrekt. De door appellante aangevoerde omstandigheden, zijnde de inbraak in haar woning en diefstal van het door het college toegekende geldbedrag, leveren naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak op om nogmaals bijzondere bijstand voor dezelfde kosten te verstrekken.

3.

Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hiertoe heeft appellante zich, onder verwijzing naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden, op het standpunt gesteld dat het college ten onrechte heeft overwogen dat de noodzaak voor het verlenen van bijstand ontbreekt.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden geheel onderschreven. De door appellante in hoger beroep aangevoerde gronden zijn een herhaling van de gronden in eerste aanleg en kunnen niet tot een ander oordeel leiden dan dat in onderhavige situatie geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.

4.2.

Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2013.

(getekend) C. van Viegen

(getekend) M.R. Schuurman