Home

Centrale Raad van Beroep, 10-12-2012, BY6086, 12/5938 AW-VV + 12/5939 AW-VV + 12/5940 AW-VV + 12/5941 AW-VV

Centrale Raad van Beroep, 10-12-2012, BY6086, 12/5938 AW-VV + 12/5939 AW-VV + 12/5940 AW-VV + 12/5941 AW-VV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
10 december 2012
Datum publicatie
13 december 2012
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2012:BY6086
Zaaknummer
12/5938 AW-VV + 12/5939 AW-VV + 12/5940 AW-VV + 12/5941 AW-VV

Inhoudsindicatie

Verzoek om voorlopige voorziening. Geen spoedeisend belang aanwezig. Het is niet aannemelijk geworden dat verzoeker, indien de gevraagde voorlopige voorziening niet wordt getroffen, in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Evenmin is sprake van het door verzoeker gestelde spoedeisend belang met het oog op de voortgang en de continuïteit van de opleiding tot raio.

Uitspraak

12/5938 AW-VV, 12/5939 AW-VV, 12/5940 AW-VV en 12/5941 AW-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[A. te B. ] (verzoeker)

de Minister van Veiligheid en Justitie (minister)

het College van procureurs-generaal (college)

Datum uitspraak: 10 december 2012

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen vier besluiten. Het betreft een besluit van 8 mei 2012 van de minister, een besluit van 3 juli 2012 van het college, een besluit van 30 augustus 2012 van de minister en een besluit van 7 september 2012 van de minister.

Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

De minister en het college hebben een - gezamenlijk - verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. I.L. Gerrits, advocaat. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. van Waegeningh, advocaat, en mr. W.A.J. Wezenburg. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Waegeningh en mr. R. Inghorst.

OVERWEGINGEN

1.1. Verzoeker is met ingang van 1 april 2010 gestart met de opleiding tot rechterlijk ambtenaar (raio-opleiding) en in dat kader benoemd tot raio in tijdelijke dienst. Hij is aanvankelijk tewerkgesteld bij de sector strafrecht van de rechtbank Dordrecht. Deze stage is afgerond op 30 september 2010. Vervolgens heeft verzoeker van 1 oktober 2010 tot 31 juli 2011 stage gelopen bij de sector civiel recht. De stage bij de sector bestuursrecht heeft geduurd van 1 augustus 2011 tot 31 mei 2012. Met ingang van 1 juli 2012 zou verzoeker beginnen met zijn stage bij het parket te Dordrecht.

1.2. In april 2012 is het de minister bekend geworden dat verzoeker in de voorafgaande periode van twee jaar tientallen keren een melding heeft gemaakt van een verdachte situatie via het telefoonnummer 112. Bij besluit van 8 mei 2012 heeft de minister aan verzoeker buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend. Bij brief van 3 juli 2012 heeft het college een ambtsbericht doen uitgaan, waarin het heeft uitgesloten dat verzoeker in de nabije toekomst een stage doorloopt bij een van de onderdelen van het Openbaar Ministerie. Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft de minister de raio-opleiding van verzoeker per diezelfde datum beëindigd. Deze beslissing berust op artikel 8, eerste lid, van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren (Bora), dat voorziet in de mogelijkheid tot beëindiging van de opleiding indien de minister op grond van - onder meer - ambtsberichten tot het oordeel komt dat de raio deze niet met gunstig resultaat zal kunnen afsluiten of niet geschikt is voor een rechterlijke functie. Bij besluit van 7 september 2012 heeft de minister, ingevolge artikel 27 van het Bora, verzoeker met ingang van 1 januari 2013 ontslag verleend.

2. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 17 van de Beroepswet kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang gesteld dat hij met ingang van 1 januari 2013 werkloos zal zijn en dat hij en zijn echtgenote dan zullen moeten rondkomen van het inkomen van zijn echtgenote, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 7,38 per persoon per dag. Hij heeft ter zitting desgevraagd aangegeven (nog) geen werkloosheidsuitkering te hebben aangevraagd. Daarmee is op voorhand niet aannemelijk geworden dat verzoeker, indien de gevraagde voorlopige voorziening niet wordt getroffen, in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Gelet op de omstandigheden van het geval is er onvoldoende reden om op voorhand aan te nemen dat een aanvraag van verzoeker om een werkloosheidsuitkering zal worden afgewezen. In zoverre levert het door verzoeker aangevoerde dus niet een spoedeisend belang op als hiervoor bedoeld.

2.3. Evenmin is sprake van het door verzoeker gestelde spoedeisend belang met het oog op de voortgang en de continuïteit van de opleiding tot raio. Een dergelijk belang zou aanwezig zijn als bijvoorbeeld opgebouwde kennis en vaardigheden door een onderbreking van de opleiding verloren zouden gaan, of als die opleiding na een besluit op bezwaar niet meer zou kunnen worden hervat en afgerond. Daarvan is in het geval van verzoeker geen sprake. Weliswaar zal de raio-opleiding zoals verzoeker die volgde, medio 2013 worden vervangen door een vernieuwde opleiding, maar van de zijde van de minister is ter zitting van de voorzieningenrechter bevestigd dat verzoeker - indien zijn bezwaar gegrond wordt verklaard - in de gelegenheid zal worden gesteld zijn opleiding in de oude stijl te vervolgen. Van belang in dat verband is dat verzoeker op korte termijn, namelijk op 17 december 2012, gelegenheid zal worden geboden om over de drie aan de minister gerichte bezwaarschriften te worden gehoord. Los hiervan is ook niet op voorhand gebleken dat, mocht verzoeker na een langer dan verwacht voortduren van de bezwaarprocedure en/of een eventuele beroepsprocedure, toch moeten instromen in de vernieuwde opleiding, dit tot continuïteitsproblemen zal leiden.

2.4. Uit het vorenstaande volgt dat niet voldaan is aan de in artikel 8:81 van de Awb gestelde voorwaarde van onverwijlde spoed, zodat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.

3. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2012.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) J.M. Tason Avila