Home

Centrale Raad van Beroep, 21-10-2011, BU1913, 10-4634 Wajong

Centrale Raad van Beroep, 21-10-2011, BU1913, 10-4634 Wajong

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 oktober 2011
Datum publicatie
27 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BU1913
Zaaknummer
10-4634 Wajong

Inhoudsindicatie

Weigering WAJONG-uitkering. Voldoende medische grondslag. Afdoende arbeidskundige toelichting eerst in hoger beroep gegeven.

Uitspraak

10/4634 Wajong

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 21 juli 2010, 10/2404 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 21 oktober 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.P. van Vulpen, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Vulpen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

II. OVERWEGINGEN

1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) zoals die luidden tot 1 januari 2010.

2.1. Appellant, geboren [in] 1991, heeft met een op 2 september 2009 ondertekend formulier bij het Uwv een Wajong- uitkering aangevraagd.

2.2. Bij besluit op bezwaar van 12 april 2010 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit gehandhaafd om aan appellant geen Wajong-uitkering toe te kennen op de grond dat appellant op de datum waarop hij 18 jaar werd (20 november 2009) niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest en na afloop van die periode van 52 weken niet tenminste voor 25% arbeidsongeschikt was.

3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft hiertoe overwogen onvoldoende grond te zien voor het oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig tot stand gekomen zijn. Evenmin bestaan er aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de rapportages. Ten aanzien van de geduide functies overweegt de rechtbank dat de bezwaararbeidsdeskundige per functie en per belastingpunt heeft toegelicht waarom de functie geschikt is. De rechtbank acht deze toelichting toereikend.

4. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden. Hij stelt zich evenals in beroep op het standpunt dat de therapieresistente vorm van acrovesiculeus hand- en voeteczeem bij hyperhidrosis waaraan hij lijdt hem volledig ongeschikt maakt voor de hem voorgehouden administratieve functies. Zowel de aandoeningen als de daaruit voortvloeiende beperkingen zijn verkeerd ingeschat door het Uwv en zo er al hulpmiddelen te vinden zijn in de vorm van goed ventilerende katoenen handschoenen, kan appellant deze niet langer dan vier uur per dag verdragen. Bovendien veroorzaakt het werken met handschoenen in functies waarmee appellant geen enkele affiniteit heeft psychische spanningen die zijn kwaal verergeren.

5.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat er, gelet op de stukken, geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de medische beperkingen van appellant onzorgvuldig dan wel onjuist hebben vastgesteld. De door appellant in hoger beroep overgelegde brieven van de dermatoloog Dr. H. Röckmann van 16 juni 2010,

13 oktober 2010, 22 december 2010 en 7 januari 2011 en van de huisarts C.A. Jagtenberg van 2 november 2010 leiden de Raad niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. Volgens de behandelend dermatoloog kan appellant werken met katoenen handschoenen die het vocht goed kunnen opnemen, hoewel het voor de ventilatie het beste zou zijn om helemaal geen handschoenen te dragen. Soms is het echter noodzakelijk om op therapeutische basis handschoenen te dragen om eventuele lokale therapie beter te kunnen laten inwerken. Daarnaast is het zinvol om de handen en voeten niet te vaak aan water bloot te stellen. Werkzaamheden die vaak handen wassen noodzakelijk maken zijn niet geschikt.

Deze aanwijzingen van de behandelaar zijn niet in tegenspraak met de voorwaarden die volgens de primaire verzekeringsarts aan geschikt werk voor appellant te stellen zijn: een schone en droge werkomgeving, geen contact met bijtende of natte stoffen en niet zwaar belastend voor voeten en handen.

5.2. Naar het oordeel van de Raad kan ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaan. Appellant moet geschikt geacht worden voor de hem voorgehouden functies van boekhouder, loonadministrateur (beginnend), administratief medewerker (beginnend) en telefonist, receptionist. De omstandigheid dat appellant, die zijn opleiding tot kok heeft moeten afbreken vanwege zijn kwaal, geen affiniteit heeft met administratieve functies is geen reden om de functies niet als passend aan te merken. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 5 november 2010, LJN BO3280. Ter voorlichting van appellant merkt de Raad nog op dat de genoemde functies slechts voorbeelden zijn van theoretisch voor appellant geschikte functies en dat het hem uiteraard vrij staat meer met zijn voorkeur overeenstemmende werkzaamheden te gaan verrichten.

5.3. Het hoger beroep slaagt dus niet.

6. Aangezien eerst in hoger beroep door middel van het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 10 december 2010 is toegelicht dat de functie telefonist taxicentrale (Sbc-code 315020) voor appellant geschikt wordt geacht, ziet de Raad redenen het Uwv te veroordelen in de door appellant in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand en € 4,-- aan reiskosten in beroep en € 874,-- voor verleende bijstand en

€ 21,20 aan reiskosten in hoger beroep, in totaal € 1773,20.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak;

Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1773,20, te voldoen aan de griffier van de Raad;

Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 152,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en C.G.M. van Rijnberk als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2011.

(get.) J. Brand.

(get.) E. Heemsbergen.

TM