Home

Centrale Raad van Beroep, 21-07-2011, BR3304, 09-28 AKW

Centrale Raad van Beroep, 21-07-2011, BR3304, 09-28 AKW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 juli 2011
Datum publicatie
28 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BR3304
Zaaknummer
09-28 AKW
Relevante informatie
Algemene Kinderbijslagwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2025], Algemene Kinderbijslagwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2025] art. 7

Inhoudsindicatie

Geen recht op kinderbijslag. Niet is gebleken dat eenvoudig controleerbare betalingen aan [B.] niet mogelijk waren. De Svb heeft terecht vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage.

Uitspraak

09/28 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2008, 07/3163 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 21 juli 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E.M. van den Brom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2010. Namens appellant is daarbij verschenen mr. Van den Brom, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

De Raad heeft vervolgens het onderzoek heropend en heeft enige vragen voorgelegd aan mr. Van den Brom, die deze bij brief van 10 januari 2011 heeft beantwoord. Na kennisneming van deze correspondentie heeft de Svb bij twee brieven daarop gereageerd.

Naar aanleiding van een vraag van de Raad heeft de Svb bij brief van 17 mei 2011 zijn standpunt nog nader toegelicht.

Het onderzoek ter zitting heeft opnieuw plaatsgevonden op 9 juni 2011. Namens appellant is daarbij verschenen mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, kantoorgenoot van mr. Van den Brom. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr.

N. Zuidersma-Hovers.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant woont in Marokko en heeft voorafgaand aan het vierde kwartaal van 2005 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ontvangen voor vier kinderen, die toen bij hem in Marokko woonden.

1.2. Bij brief van 7 september 2005 heeft appellant aan de Svb bericht dat zijn zoon [B.], geboren [in] 1989, met ingang van 5 september 2005 zijn studie in Marokko heeft beëindigd en naar Spanje is gegaan om daar verder te studeren.

1.3. De Svb heeft vervolgens, onder meer bij brief van 24 november 2005, aan appellant bericht dat hij bewijsstukken dient over te leggen waaruit blijkt dat hij een bijdrage heeft geleverd in de onderhoudskosten van [B.]. Daarbij is aangegeven dat de bijdrage op een eenvoudig controleerbare wijze aangetoond moet worden en dat alleen bewijzen van

giro- en bankoverschrijvingen als zodanige bewijsstukken worden geaccepteerd.

1.4. Appellant heeft vervolgens kopieën van diverse internationale postwissels overgelegd, waarop [B.] als begunstigde is vermeld en appellant als verzender van het betreffende bedrag. De Svb heeft enige keren aan appellant gevraagd om originele bewijzen waaruit blijkt dat die bedragen door [B.] in ontvangst zijn genomen in Spanje.

1.5. Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft de Svb de betaling van kinderbijslag voor [B.] met ingang van het vierde kwartaal van 2005 opgeschort, omdat appellant niet had gereageerd op de verzoeken om nadere informatie. Daarbij is aan appellant de gelegenheid geboden om binnen drie maanden de vereiste gegevens over te leggen. Appellant heeft niet gereageerd binnen die termijn.

1.6. Bij besluit van 9 januari 2007 heeft de Svb geweigerd om met ingang van het vierde kwartaal van 2005 kinderbijslag aan appellant toe te kennen voor [B.], omdat niet vastgesteld kon worden of appellant nog recht had op kinderbijslag voor dit kind.

1.7. Het door appellant tegen dit besluit gemaakt bezwaar heeft de Svb uiteindelijk bij beslissing op bezwaar van 13 juni 2008 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellant niet op eenvoudig te controleren wijze heeft aangetoond daadwerkelijk in het onderhoud van [B.] te hebben voorzien. De Svb heeft er daarbij op gewezen dat niet is gebleken dat het overmaken van de bijdrage vanuit Marokko per een erkende bank naar een Spaanse bankrekening door uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk was.

2.1. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft de Svb er nog opgewezen dat vanaf 2003 internationale postwissels niet meer als bewijsstuk van de betaling van een onderhoudsbijdrage worden geaccepteerd.

2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3.1. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat het voor hem niet mogelijk was om van zijn Marokkaanse bankrekening bedragen over te maken naar [B.] in Spanje. Voor export van deviezen is volgens appellant in Marokko een exportvergunning noodzakelijk, die moeilijk te verkrijgen is. Daarom heeft appellant gekozen voor een alternatieve manier van betalen, te weten een internationale postwissel. Deze wijze van betalen is volgens appellant in het verleden door de Svb steeds geaccepteerd en het is hem onduidelijk waarom dat nu niet mogelijk is.

3.2. Op verzoek van de Raad is namens appellant nadere informatie over de woonsituatie van [B.] in Spanje verstrekt. De Svb heeft verder nog nadere gegevens in het geding gebracht over Marokkaanse regelgeving met betrekking tot betalingen vanuit Marokko naar andere landen.

4. De Raad overweegt het volgende.

4.1. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant vanaf het vierde kwartaal van 2005 tot en met het vierde kwartaal van 2006 geen aanspraak heeft op kinderbijslag voor [B.], omdat hij niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij zijn zoon toen in belangrijke mate heeft onderhouden.

4.2. Ten aanzien van laatstgenoemde voorwaarde is in het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag van 21 september 1995 (Stb. 451, hierna: het Besluit), kort samengevat, bepaald dat een verzekerde een kind dat 16 jaar of ouder doch jonger dan 18 jaar is, dat niet tot zijn huishouden behoort in belangrijke mate dan wel grotendeels onderhoudt, indien het inkomen van het kind minder bedraagt dan bepaalde in het Besluit nader vastgestelde bedragen. Achtergrond van deze regeling is dat in die gevallen aangenomen wordt dat de verzekerde de vereiste bijdragen in het levensonderhoud van het uitwonende kind voldoet. Ingevolge artikel 5 van het Besluit geldt deze aanname in bepaalde situaties niet, waaronder in het geval dat het kind behoort tot het huishouden van een ander. In die gevallen dient de verzekerde op eenvoudig controleerbare wijze aan te tonen de vereiste bijdrage in het levensonderhoud van het kind te hebben geleverd.

4.3. De Svb heeft aangenomen dat [B.] gedurende de in geschil zijnde kwartalen behoorde tot het huishouden van zijn broer in Spanje. Op grond van de in hoger beroep verstrekte nadere gegevens omtrent de huisvesting van [B.] in Spanje kan de Raad dit standpunt onderschrijven. Daarbij acht de Raad van belang dat de - ongeveer 10 jaar oudere - broer van appellant al enige jaren in Spanje woonde en aldaar werkzaam was, toen appellant in september 2005 bij hem kwam wonen in de door hem gehuurde woning. Voorts werd de huur van de woning, die bestaat uit een zitkamer en twee slaapkamers, door de broer voldaan en betaalde [B.] slechts mee aan de dagelijkse boodschappen. Ten slotte acht de Raad van belang dat appellant de broer van [B.] heeft aangeduid als de verzorger van [B.] op de door hem op 22 september 2006 ingevulde onderhoudsverklaring. Gelet op al deze omstandigheden is de Raad van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [B.] in Spanje zelfstandig woonachtig was dan wel op een wijze die vergelijkbaar is met de huisvesting in een studentenhuis of op kamers, zodat aangenomen moet worden dat [B.] behoorde tot het huishouden van zijn broer.

4.4. Het hiervoor onder 4.3 overwogene betekent dat appellant slechts aanspraak heeft op kinderbijslag voor [B.] als hij gedurende de in geschil zijnde kwartalen heeft voldaan aan de bij en krachtens de AKW gestelde voorwaarde dat hij [B.] in belangrijke mate, dat wil zeggen voor een bedrag van tenminste € 386,- per kwartaal en vanaf het vierde kwartaal 2006 van tenminste € 393,- per kwartaal heeft onderhouden. Blijkens vaste rechtspraak van de Raad dient een verzekerde desgevraagd op een voor het uitvoeringsorgaan eenvoudig te controleren wijze - met name door middel van bankoverschrijvingen ten name van het kind of diens verzorger - aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat hij voor zijn niet in Nederland verblijvende kind heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage.

4.5. Appellant heeft aangevoerd dat hij [B.] gedurende de in geschil zijnde kwartalen in belangrijke mate heeft onderhouden en heeft ter ondersteuning van die stelling diverse - kopieën van - internationale postwissels overgelegd. De Svb is van mening dat postwissels niet meer als een eenvoudig te controleren betaalmiddel aangemerkt kunnen worden.

4.6. De Raad is van oordeel dat de Svb terecht heeft kunnen besluiten om vanaf 1 januari 2003 postwissels niet langer als een eenvoudig te controleren bewijsstuk van betaling van een onderhoudsbijdrage te accepteren. Reeds het feit dat toentertijd was gebleken dat fraude werd gepleegd met postwissels rechtvaardigt de vaststelling dat niet langer sprake is van een betrouwbaar en eenvoudig te controleren bewijsstuk. Voorts stelt de Raad vast dat de Svb appellant reeds bij brief van 24 november 2005 expliciet heeft meegedeeld dat alleen bewijzen van giro- en bankafschrijvingen als bewijsstuk geaccepteerd worden. Ook na kennisneming van die informatie heeft appellant volhard in het gebruik van postwissels. Verder is niet dan wel onvoldoende gebleken dat appellant niet op andere - wel eenvoudig controleerbare - wijzen geld had kunnen overmaken aan [B.]. Uit de in hoger beroep overgelegde gegevens over beperkingen ten aanzien van betalingen vanuit Marokko naar andere landen, blijkt dat voor betalingen via banken aan in het buitenland studerende kinderen - als hier aan de orde - toestemming kan worden verkregen. Nu niet is gebleken dat eenvoudig controleerbare betalingen aan [B.] niet mogelijk waren, heeft de Svb terecht vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage, zodat hij geen aanspraak heeft op kinderbijslag voor [B.] over de in geschil zijnde kwartalen.

4.7. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.6 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak - voor zover aangevochten - voor bevestiging in aanmerking komt.

5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en C.W.J. Schoor en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2011.

(get.) T.L. de Vries.

(get.) T. Dolderman.

RK