Home

Centrale Raad van Beroep, 25-02-2011, BP6146, 10-107 AKW

Centrale Raad van Beroep, 25-02-2011, BP6146, 10-107 AKW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
25 februari 2011
Datum publicatie
1 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP6146
Zaaknummer
10-107 AKW

Inhoudsindicatie

Weigering kinderbijslag toe te kennen over kwartalen gelegen vóór het vierde kwartaal van 2005. Toekenning van kinderbijslag met een terugwerkende kracht van méér dan één jaar is alleen mogelijk indien er sprake is van een bijzonder geval én van hardheid. Het niet op de hoogte zijn van recht op kinderbijslag voor een kind wonend in Marokko levert geen bijzonder geval op. Nu er geen sprake is van een bijzonder geval, komt de Svb aan het beoordelen van de hardheid niet toe.

Uitspraak

10/107 AKW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 november 2009, 09/1642 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 25 februari 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.N. Foppen, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft in maart 2006 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd voor haar zoon [O.], geboren in januari 1994, die in juli 2005 vanuit Marokko naar Nederland is gekomen. Bij besluit van 12 april 2006 heeft de Svb met ingang van het vierde kwartaal van 2005 kinderbijslag voor [O.] aan appellante toegekend. Bij besluit op bezwaar van 3 oktober 2008 is het bezwaar tegen het besluit van 12 april 2006 niet-ontvankelijk verklaard, wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.

1.2. In november 2008 heeft appellante een aanvraag ingediend om kinderbijslag voor [O.] vanaf zijn geboorte.

1.3. Bij besluit van 22 januari 2009 heeft de Svb geweigerd kinderbijslag voor [O.] aan appellante toe te kennen over kwartalen gelegen vóór het vierde kwartaal van 2005. Overwogen is dat het verzoek om kinderbijslag is ingediend meer dan één jaar na afloop van het kwartaal waarvoor het verzoek is bedoeld.

1.4. Bij het bestreden besluit van 15 april 2009 is het bezwaar tegen het besluit van 22 januari 2009 ongegrond verklaard. Opgemerkt wordt dat toekenning van kinderbijslag met een terugwerkende kracht van méér dan één jaar alleen mogelijk is indien er sprake is van een bijzonder geval én van hardheid. Het niet op de hoogte zijn van recht op kinderbijslag voor een kind wonend in Marokko levert geen bijzonder geval op. De Svb heeft appellante niet eerder persoonlijk kunnen informeren over een mogelijk recht op kinderbijslag voor [O.], omdat de Svb niet op de hoogte was van zijn geboorte. Nu er geen sprake is van een bijzonder geval, komt de Svb aan het beoordelen van de hardheid niet toe.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder, heeft de rechtbank als volgt overwogen:

“Partijen verschillen van mening over de beantwoording van de vraag of de eiseres’ onbekendheid met de regelgeving verschoonbaar was.

Met verweerder beantwoordt de rechtbank deze vraag ontkennend. Anders dan eiseres kennelijk veronderstelt, bestaat er geen algemene verplichting voor verweerder om zonder daartoe strekkende aanvraag te onderzoeken of er recht bestaat op kinderbijslag. Nu verder niet is gebleken dat eiseres verweerder voor de komst van [O.] naar Nederland heeft geïnformeerd over diens geboorte, bestond er voor verweerder ook geen aanleiding eiseres er attent op te maken dat de mogelijkheid bestond kinderbijslag te verkrijgen voor een in het buitenland woonachtig kind. Het lag op de weg van eiseres om tijdig informatie in te winnen over de mogelijkheden ter zake. Nu van een bijzonder geval in de zin van het beleid van verweerder geen sprake was, kan niet worden geoordeeld dat verweerder de aanvraag niet op goede gronden heeft afgewezen.”

3. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten gronde liggende overwegingen. Hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Het hoger beroep is dan ook vergeefs ingesteld.

4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2011.

(get.) H.J. Simon.

(get.) D.E.P.M. Bary.

JL