Home

Centrale Raad van Beroep, 10-02-2011, BP4351, 10-4908 WIA

Centrale Raad van Beroep, 10-02-2011, BP4351, 10-4908 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
10 februari 2011
Datum publicatie
15 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP4351
Zaaknummer
10-4908 WIA

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen, dat appellant wegens psychische problemen buiten staat was zijn belangen te behartigen en tijdig bezwaar te maken.

Uitspraak

10/4908 WIA

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, van 27 juli 2010, 10/2185 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 10 februari 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.F.J. Witlox, advocaat te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2010. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Voor het Uwv is verschenen A. Ooms.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Bij brief van 14 december 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 11 februari 2009, waarin hem een arbeidsongeschiktheidsuitkering is geweigerd.

1.2. Bij besluit van 12 januari 2010 heeft het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend.

1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van

12 januari 2010 ongegrond verklaard. Het oordeel van de rechtbank komt er - kort weergegeven - op neer dat het bezwaarschrift van 14 december 2009 niet binnen de termijn, gesteld in artikel 6:7 jo. artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is ingediend. Van een reden om de termijnoverschrijding ingevolge artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar te achten is de rechtbank, in navolging van het Uwv, niet gebleken. Niet gebleken is dat appellant gedurende de gehele bezwaartermijn buiten staat is geweest om bezwaar te maken of te laten maken.

2. Appellant heeft zich hier niet mee kunnen verenigen en heeft in hoger beroep - evenals in beroep - aangevoerd dat hij te kampen heeft met ernstige psychische klachten welke tot gevolg hebben dat hij niet in staat is adequaat sociaal te functioneren. De behandeling van deze klachten is aangevangen nadat hij tengevolge van die klachten in verzuim was gebleven met het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de beslissing omtrent zijn recht op een WIA-uitkering. Appellant verwijst naar een schrijven van GZ-psycholoog i.o.

J. Verspaandonk van 19 augustus 2010 en een reeds bij de rechtbank ingebrachte rapportage van Bounce, centra voor werk & psyche van 14 mei 2009.

3. De Raad overweegt het volgende.

4.1. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.2. De Raad is van oordeel dat zulks het geval is. De Raad onderschrijft de door de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad wijst naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts I.F.D. van den Bold van 8 januari 2010 en 13 oktober 2010 waarin hij heeft aangegeven dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de stelling van appellant, dat hij wegens psychische problemen buiten staat was zijn belangen te behartigen, te honoreren. De bezwaarverzekeringsarts heeft gesteld dat er onvoldoende medische basis is om aan te nemen dat appellant buiten staat is geweest tijdig bezwaar te maken of om hulp te vragen. Hierbij heeft hij van belang geacht dat appellant in die tijd een WW-uitkering heeft aangevraagd, een werkcoach heeft bezocht en aangegeven heeft dat zijn psychische problematiek de laatste tijd is verslechterd. Hiermee is naar het oordeel van de Raad genoegzaam onderbouwd dat ook hetgeen in hoger beroep is aangevoerd geen medische redenen opleveren om de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten. Die medische redenen blijken evenmin uit het rapport van Bounce, centra voor werk & psyche van 14 mei 2009. In hetgeen appellant overigens in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet de Raad evenmin aanleiding om tot het oordeel te komen dat hij buiten staat was tijdig bezwaar in te dienen. De brief van 19 augustus 2010 bevat geen informatie die relevant is voor de datum in geding. De bezwaarperiode liep van 12 februari 2009 tot 24 maart 2009 en in de brief van GZ-psycholoog i.o. J. Verspaandonk van 19 augustus 2010 staat dat in 2009 appellant daar nog niet onder behandeling was en dat er daarom geen uitspraken gedaan kunnen worden over die periode. Dat betekent dat het Uwv het bezwaar terecht

niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond heeft verklaard.

4.3. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake de vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2011.

(get.) J. Brand.

(get.) R.L. Venneman.

JL