Home

Centrale Raad van Beroep, 09-07-2009, BJ3439, 08-148 AW

Centrale Raad van Beroep, 09-07-2009, BJ3439, 08-148 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 juli 2009
Datum publicatie
23 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3439
Zaaknummer
08-148 AW

Inhoudsindicatie

Handhaving functietoewijzing. De Raad is van oordeel dat appellant in het kader van zijn bezwaar en beroep tegen de beslissing tot toewijzing van het functieprofiel de houdbaarheid van de uitkomst van de waardering van het hem toegewezen functieprofiel aan de orde kan stellen. Dit betreft de houdbaarheid van een algemeen verbindend voorschrift, niet zijnde een wet in formele zin. Over de toetsing van een beroep heeft de Raad, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 8 april 1999, LJN AA3992 en TAR 1999, 91, vooropgesteld dat het bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan in beginsel moet respecteren. De Raad heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanknopingspunt gevonden om tot de vergaande conclusie te komen dat het college de aan functieprofiel 120 verbonden waardering en salarisschaal in dit geval niet ten grondslag had mogen leggen aan het toewijzingsbesluit.

Uitspraak

08/148 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 november 2007, 06/2434 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk (hierna: college)

Datum uitspraak: 9 juli 2009

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn broer [naam broer]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P. Korevaar, advocaat te Zwolle, en C.W.J. Smits, werkzaam bij de gemeente Winterswijk.

II. OVERWEGINGEN

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. In 2004 heeft het college voor de medewerkers van de gemeente met toepassing van het functiewaarderingssysteem Vbalans een zogenoemd functieprofielenboek (inclusief waarderingen en conversietabel) vastgesteld. Het gaat bij dit als algemeen verbindend voorschrift te kwalificeren besluit om generiek beschreven en gewaardeerde functies. Er worden 28 functieprofielen onderscheiden, verdeeld over drie functiefamilies.

1.2. Bij besluit van 18 november 2005 heeft het college aan appellant, in dienst van de gemeente als vrachtwagenchauffeur en bezoldigd volgens uitloopschaal 4, het functieprofiel “120 Medewerker basisuitvoering A” toegewezen. Op dit profiel 120 is functieschaal 3 van toepassing.

Bij beslissing op bezwaar van 15 augustus 2006 (verzonden op 4 oktober 2006) heeft het college die functietoewijzing gehandhaafd.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen die beslissing ongegrond verklaard.

3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

3.1. Appellant heeft al snel in de procedure en in ieder geval bij de rechtbank en ook nog uitdrukkelijk ter zitting van de Raad het standpunt ingenomen dat het hem toegewezen functieprofiel op zichzelf juist is. Hij heeft daarbij gewezen op de zeer ruime omschrijving van dat profiel. Op grond van de hem feitelijk toebedeelde taken en werkzaamheden als chauffeur past zijn functie zijns inziens in het functieprofiel 120.

Daarmee is de beslissing tot toewijzing van het functieprofiel als zodanig geen punt van geschil.

3.2. Appellant kan zich echter niet verenigen met de waardering en de salarisschaal van zijn functie zoals die voortvloeien uit de toewijzing van profiel 120. Hij is van mening dat de zwaarte van zijn chauffeursfunctie de toekenning van schaal 4 rechtvaardigt. Hij heeft in het bijzonder een vergelijking gemaakt met de functie van metselaar die is ingedeeld in functieprofiel “150 Medewerker uitvoering C techniek”, uit welke indeling toekenning van schaal 4 voortvloeit. Ook heeft appellant gewezen op in zwaarte uiteenlopende werkzaamheden van verschillende soorten taxichauffeurs.

3.3. De Raad is van oordeel dat appellant in het kader van zijn bezwaar en beroep tegen de beslissing tot toewijzing van het functieprofiel de houdbaarheid van de uitkomst van de waardering van het hem toegewezen functieprofiel aan de orde kan stellen. Dit betreft de houdbaarheid van een algemeen verbindend voorschrift, niet zijnde een wet in formele zin.

3.4. Over de toetsing van een dergelijk beroep heeft de Raad, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 8 april 1999, LJN AA3992 en TAR 1999, 91, vooropgesteld dat het bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan in beginsel moet respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Dit brengt met zich dat de rechter bij de behandeling van een beroep dat tegen een in concreto genomen besluit is ingesteld, ook gehouden is, indien daarover een grief is geuit, om te toetsen of het desbetreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag voor dat besluit vormt.

3.5. De Raad heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanknopingspunt gevonden om tot de ver gaande conclusie te komen dat het college de aan functieprofiel 120 verbonden waardering en salarisschaal in dit geval niet ten grondslag had mogen leggen aan het toewijzingsbesluit.

4. Op grond van het vorenstaande komt de Raad tot de conclusie dat de door de rechtbank uitgesproken ongegrondverklaring van appellants beroep, op de bovenstaande gronden, moet worden bevestigd.

5. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wollleswinkel en T. van Peijpe als leden, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.

(get.) H.A.A.G. Vermeulen.

(get.) M.B. de Gooijer.

HD