Home

Centrale Raad van Beroep, 20-01-2009, BH2051, 07-2821 WWB

Centrale Raad van Beroep, 20-01-2009, BH2051, 07-2821 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 januari 2009
Datum publicatie
5 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2009:BH2051
Zaaknummer
07-2821 WWB

Inhoudsindicatie

Brief met vermelding reïntegratieverplichtingenis niet gericht op enig zelfstandig rechtsgevolg en is geen besluit. Ten onrechte is bezwaarclausule opgenomen. De brief houdt feitelijk geen nadere concretisering van de re-integratieverplichting in.

Uitspraak

07/2821 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2007, 06/4331 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)

Datum uitspraak: 20 januari 2009

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2008. Voor appellante is verschenen mr. M.L. Plas, kantoorgenote van mr. Jansen. Het College heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.1. Bij besluit van 2 mei 2006 heeft het College aan appellante met ingang van 10 april 2006 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij dat besluit zijn haar tevens de arbeids- en re-integratie- verplichtingen opgelegd als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WWB. Tegen dat besluit is geen rechtsmiddel aangewend.

1.2. Bij brief van 12 juni 2006 heeft het College aan appellante - voor zover hier van belang - het volgende meegedeeld:

“Aan de u toegekende uitkering hebben wij een aantal verplichtingen verbonden. Op grond van artikel 9 eerste lid sub b WWB en op grond van artikel 55 WWB voegen wij daaraan vanaf 12 juni 2006 de verplichting toe dat u de afspraken nakomt die in het trajectplan of de leerovereenkomst met het reïntegratiebedrijf zijn gemaakt.”

Onder aan de brief is een bezwaarschriftclausule vermeld.

1.3. Bij besluit van 24 oktober 2006 is het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 24 oktober 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB bepaalt dat de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar (…) verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Ingevolge artikel 55 van de WWB kan het college daarnaast verplichtingen opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging.

4.2. Uit de stukken blijkt dat appellante op 17 mei 2006 een intakegesprek heeft gehad bij Challenge Sports voor het traject Ladies First. Op 6 juni 2006 is door appellante een zogenoemd trajectplan ondertekend dat op 12 juni 2006 door de klantmanager van Challenge Sports voor akkoord is getekend. Daarop heeft het College de op 12 juni 2006 gedateerde brief aan appellante verzonden.

4.3. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 12 juni 2006 niet op enig zelfstandig rechtsgevolg is gericht en dus niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden bestempeld. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat de inhoud van de brief van 12 juni 2006 feitelijk geen nadere concretisering van de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB re-integratieverplichting inhoudt. Daarbij acht de Raad tevens van belang dat in het trajectplan, waarnaar in deze brief wordt verwezen, is volstaan met een weergave van een korte “diagnose” van de afstand van appellante tot de arbeidsmarkt en enkele in algemene zin geformuleerde leerdoelen met een summier overzicht van door Challenge Sports mogelijk in te zetten producten en diensten. Van enige concreet met appellante gemaakte afspraak blijkt daaruit in het geheel niet. Dat een leerovereenkomst zou zijn opgemaakt is evenmin gebleken.

4.4. Naar aanleiding van hetgeen overigens door appellante naar voren is gebracht merkt de Raad nog op dat de woordkeuze “toevoegen” en de vermelding van artikel 55 van de WWB in de brief van 12 juni 2006 van het College inderdaad weinig gelukkig is geweest en - kennelijk ook - tot onnodige verwarring heeft geleid, maar dit leidt niet tot een andersluidend oordeel. Hetzelfde geldt voor het - ten onrechte - opnemen van een bezwaarclausule onderaan die brief. Bepalend voor de rechtsingang is immers of sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb dan wel van een handelen/nalaten dat daarmee op één lijn kan worden gesteld en daarvan is in dit geval geen sprake.

4.5. Uit hetgeen onder 4.3 en 4.4 is overwogen vloeit voort dat het bezwaar tegen de brief van 12 juni 2006 terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2009.

(get.) R.H.M. Roelofs.

(get.) R.B.E. van Nimwegen.

RB