Home

Centrale Raad van Beroep, 19-12-2008, BG8422, 07-697 WAO

Centrale Raad van Beroep, 19-12-2008, BG8422, 07-697 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
19 december 2008
Datum publicatie
30 december 2008
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2008:BG8422
Zaaknummer
07-697 WAO

Inhoudsindicatie

WAO-schatting. Medisch onderzoek zorgvuldig. Geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Geselecteerde functies passend. Het betreft alle eenvoudige functies met goed gestructureerde taken, zonder hektiek, zware verantwoordelijkheid of leiding geven.

Uitspraak

07/697 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 december 2006, 06/2602 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 19 december 2008

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. T. Scholtus, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Tevens is ingediend het rapport van 26 februari 2007 van A. Krul – van Turenhout, medisch adviseur.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, met als bijlage het rapport van 31 mei 2007 van M. Keus, bezwaarverzekeringsarts.

Namens appellante is op dit rapport gereageerd middels de rapportage van 23 oktober 2008 van Krul – van Turenhout, voornoemd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Namens het Uwv is verschenen A.W.G. Determan.

II. OVERWEGINGEN

1. Het besluit van het Uwv van 13 februari 2006 (bestreden besluit) berust op het standpunt dat appellante op 16 oktober 2005, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van de drie functies met de hoogste lonen, resulteert volgens het Uwv in een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%.

2. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. Zij heeft overwogen dat bij appellante weliswaar sprake is van een psychosociale problematiek en een aanpassingsstoornis maar zij heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onderschreven. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies achtte de rechtbank voldoende toegelicht.

3.1. Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat zij geen duurzaam benutbare arbeidsmogelijkheden heeft. De behandelend arts S. Kulcu heeft als diagnose gesteld matig depressieve stoornis met een op korte termijn ongunstige prognose. In de FML is een zogenoemde beperkende toelichting opgenomen onder 2.8 van de rubriek sociaal functioneren. Medisch adviseur Krul – van Turenhout heeft gewezen op de depressie in 2001 en op de toen voorgeschreven medicatie, en op de jarenlange behandeling enerzijds en het onderzoek door het Uwv dat in wezen een momentopname was anderzijds.

3.2. Het Uwv heeft er op gewezen dat appellante op zich niet beperkt wordt geacht op de punten klantcontact, priegelwerk en handelingstempo en dat, nu er geen sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld, de zogenoemde checklist Ernstige Psychiatrische Stoornis (EPS) terecht niet gebruikt is. Er is geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. De functies overschrijden de normaalwaarde niet wat betreft conflicthantering.

4. De Raad overweegt als volgt.

4.1. Ook de Raad acht het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv niet onzorgvuldig. Appellante is onderzocht door de verzekeringsarts, de bezwaarverzekeringsarts heeft haar gezien op de hoorzitting en heeft de toen beschikbare informatie van de behandelend sector, waaruit blijkt dat appellante tweeëneenhalf jaar daarvóór voor het laatst bij Parnassia geweest is, en die als diagnose chronische aanpassingsstoornis hanteert, bestudeerd. De bezwaarverzekeringsarts motiveert waarom appellante wel duurzaam benutbare mogelijkheden heeft en dat er geen aanwijzingen zijn voor een depressief beeld. Uit de meer recente informatie vanuit de behandelend sector blijkt van een matig depressieve stoornis en dat appellante eerst ruim na de datum in geding zich weer onder behandeling heeft gesteld en medicatie weigert.

4.2. De Raad ziet geen aanleiding de FML onjuist te achten. Appellante is beperkt geacht in het persoonlijk en sociaal functioneren. Uit de bevindingen van de behandelend sector blijkt niet dat appellante niet zelfredzaam zou zijn. De Raad heeft begrip voor de ‘acculturatieproblematiek’ en de sociale factoren waarmee appellante te maken heeft, maar leest in de medische informatie die appellante heeft overgelegd geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Ook de Raad ziet geen aanleiding om een medisch deskundige in te schakelen.

4.3. Met betrekking tot hetgeen is vermeld bij item 2.8 van de FML (sociaal functioneren, omgaan met conflicten) overweegt de Raad dat hiermee is aangegeven dat appellante niet méér beperkt wordt geacht dan hetgeen waarmee zij overeenkomstig de normaalwaarde kan worden belast. De normaalwaarde geldt hier als bovengrens van de belastbaarheid. Aldus is van een verborgen beperking geen sprake. De aan de schatting ten grondslag liggende functies acht de Raad alle medisch passend voor appellante. De Raad merkt op dat in geen van de functies sprake is van rechtstreeks contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden, of leidinggeven aan grote groepen, zodat ook niet sprake is van meer dan incidentele conflicten op de werkvloer. Van een overschrijding van de bij punt 2.8 van de FML weergegeven belasting is dan ook geen sprake. De mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante zijn alle door de (bezwaar)arbeidsdeskundige in zijn rapporten van 11 augustus 2005 en 3 februari 2006 toegelicht. Het betreft alle eenvoudige functies met goed gestructureerde taken, zonder hektiek, zware verantwoordelijkheid of leiding geven.

4.4. Gelet op de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 kan het hoger beroep niet slagen. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.

5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 december 2008.

(get.) J. Brand.

(get.) A.L. de Gier.

GdJ